Code
Waar-
schuwing
–––
W125
W126
–––
–––
–––
70
Storingsoplossing
Melding
Fout
E84
Driver fault
–––
Capacity Timer
–––
Setpoint Timer
E128
Current Sensor
E130
Current Circuit
E131
Missing Coil
Mogelijke oorzaken
Geen communicatie tussen bedieningspaneel en stuurkaart.
Stuurkaart defect.
ID van stuurkaart onjuist.
Verbindingskabel tussen stuurkaart
en bedieningspaneel niet correct
aangesloten.
Onjuiste versie van de stuurkaart.
De capaciteitsbegrenzing wordt momenteel via de timerfunctie capaciteitsbe-
grenzing aangestuurd
De timerfunctie capaciteitsbegrenzing
is actief en onderdrukt normaal bedrijf.
De richtwaarde wordt momenteel via de richtwaarde-timerfunctie aangestuurd.
De richtwaarde-timerfunctie is actief en
onderdrukt normaal bedrijf
Stroomsensor kan bij de start van de bevochtiger niet worden gekalibreerd.
Stroomsensor kan bij de start van de
bevochtiger niet worden gekalibreerd.
De verwarmingsstroombewaking registreert dat de verwarmingsstroom het
maximaal toegestane bereik heeft overschreden.
Stroomsensoren niet aangesloten of
defect.
Een van de fasen is niet aangesloten.
Elektrodenstekkers niet of niet correct
aangesloten.
Inlaatklep zit vast in geopende stand.
Aftappomp geblokkeerd, er wordt niet
afgetapt.
Een van de stroomsensorspoelen ter bewaking van de verwarmingsstroom is
niet herkend.
Stroomsensorspoel niet aangesloten.
Informatie
Oplossing
Stuurkaart laten vervangen door een
onderhoudsmonteur van uw Condair-
vertegenwoordiger of een elektricien.
Instelling van draaischakelaar SW1 op
bedieningspaneel controleren en zo
nodig draaischakelaar correct instellen
(0 voor cilinder A, 1 voor cilinder B).
Ervoor zorgen dat de RS485-kabel
op de stuurkaart en op aansluiting
J12 op het bedieningspaneel correct
aangesloten is.
Neem contact op met uw Condair-
vertegenwoordiger.
Geen maatregel nodig.
Geen maatregel nodig.
Neem contact op met uw Condair-
vertegenwoordiger.
Kabelverbindingen tussen stroomsen-
soren en stuurkaart controleren.
Zekeringen controleren/vervangen.
Kabelverbindingen controleren/correct
aansluiten. Controleren of er op alle
fasen van de voedingskabel spanning
aanwezig is.
Controleren of alle elektrodenstekkers
correct aangesloten zijn en de kabelver-
bindingen met de hoofdschakelaar niet
beschadigd en correct aangesloten zijn.
Controleren of de inlaatklep sluit, als
het systeem op vol vermogen werkt.
Inlaatklep indien nodig vervangen.
Controleren of cilinder via aftapfunctie
kan worden afgetapt.
Zo niet, aftappomp controleren/ver-
vangen.
Kabel tussen stroomsensorspoelen en
stuurkaart controleren/aansluiten.