Inhoudsopgave
Advertenties
Fout
No.
Omschrijving
code
-
1 1
Externe fout via digitale
ingang
S-
12
Optibus communicatie
fout
-
13
Te grote
gelijksspanningsrimpel
P-
14
Verlies van een van de
ingangsfasen
h -
15
Directe overstroom
aan de uitgang van de
regelaar
h-
16
Thermistor op het
koellichaam defect
-
17
Fout in intern geheugen
-
18
Verlies van 4-20mA
signaal
-
19
Fout in intern geheugen
-ef
20
Terug naar
gebruikersparameters
-P
21
Motor PTC te warm
-
22
Interne koelventilator fout Controleer en vervang eventueel de interne koelventilator.
-he
23
De omgevingstemperatuur
is te hoog
-q
24
Uitgangskoppel is te
hoog
-q
25
Uitgangskoppel is te
laag
-
26
Fout aan de uitgangstrap Neem contact op met de lokale Invertek leverancier.
S-
29
Fout "STO" circuit
-
30
Fout encoderterugkoppeling Encoder kaart communicatie fout.
SP-
31
Snelheidsfout
-
32
Fout encoderterugkoppeling Verkeerde aantal pulsen per omwenteling ingesteld.
-
33
Fout encoderterugkoppeling Fout encoder kanaal A.
-
34
Fout encoderterugkoppeling Fout encoder kanaal B.
-
35
Fout encoderterugkoppeling Fout encoder kanalen A & B .
www.invertekdrives.com
Oplossing en eventuele oorzaak
Externe fout melding via digitale ingang. Afhankelijk van de instelling van P1-13 moet er een N.C.
contact verbonden worden aan de digitale ingang. De foutmelding houdt normaal gesproken
in dat een extern apparaat een fout geeft d.m.v. een contact. Controleer de motortemperatuur
wanneer er een thermistor contact op de ingang is aangesloten.
Communicatie met PC of extern bedienpaneel is weggevallen. Controleer kabels en connectoren.
De rimpel op de tussenkringspanning kan worden bekeken via P0-16.
De historische logging (interval 20ms) van voor de fout kan worden bekeken via P0-37.
Controleer of de 3 fasen van de voedingsspanning aanwezig zijn en of de voedingsspanning
symmetrisch is (max. 3% afwijking).
Reduceer de motorbelasting.
Neem contact op met de lokale Invertek leverancier wanneer de fout blijft.
Controleer of de 3 fasen van de voedingsspanning aanwezig zijn.
Zie foutmelding O-I op de vorige bladzijde.
Neem contact op met de lokale Invertek leverancier.
Parameters zijn niet opgeslagen. Fabrieksinstellingen zijn teruggezet.
Neem contact op met de lokale Invertek leverancier.
Het mA signaal op analoge ingang 1 of 2 (klemmen 6 of 10) is lager dan 3mA en de analoge
ingang staat ingesteld op t4-20mA. Controleer de bedrading en de bron van de 4-20mA.
Parameters zijn niet opgeslagen. Fabrieksinstellingen zijn teruggezet.
Neem contact op met uw Invertek leverancier.
De regelaar is teruggezet naar de gebruikersparameters. Druk op de STOP toets.
De PTC geeft aan dat de motor te warm is geworden.
De gemeten omgevingstemperatuur is boven de opgegeven specificaties.
Controleer of de interne koelventilator draait.
Controleer of er voldoende vrije ruimte rond de regelaar is (zie hoofdstuk 3.5. Mechanische
afmetingen en gewichten t/m 3.9. Montagerichtlijnen IP66 frequentieregelaars en of de luchtflow
voldoende en langs de regelaar is.
Verhoog de luchtstroom door de regelaar.
Reduceer de effectieve schakelfrequentie m.b.v. P2-24.
Reduceer de belasting op de motor.
Het uitgangskoppel is hoger dan de regelaar kan leveren.
Reduceer de belasting of verlaag de acceleratietijd.
Alleen actief wanneer de mechanische rem functie is geactiveerd (P2-18 = 8). Het gemeten
koppel is te laag om de rem te schakelen. Neem contact op met uw Invertek leverancier voor meer
informatie.
Fout noodstopcircuit. Neem contact op met de lokale Invertek leverancier.
Encoder snelheidsfout. Het verschil tussen de gemeten snelheid en de interne berekende snelheid is
te groot.
Versie 3.07 | Optidrive P2 Gebruikershandleiding | 79
11
Advertenties
Inhoudsopgave
