8. Uitgebreide parameters
8.1. Parameter Groep 2 - Uitgebreide parameters
Par
P2-01
Voorkeuzesnelheid 1
P2-02
Voorkeuzesnelheid 2
P2-03
Voorkeuzesnelheid 3
P2-04
Voorkeuzesnelheid 4
P2-05
Voorkeuzesnelheid 5
P2-06
Voorkeuzesnelheid 6
P2-07
Voorkeuzesnelheid 7
P2-08
Voorkeuzesnelheid 8
De voorkeuzesnelheden worden geselecteerd d.m.v. de digitale ingangen.
De instelling van parameter P1-13 bepaalt met welke ingang welke voorkeuzesnelheid gekozen wordt. Bij P1-10 > 0 wordt de
snelheid in rpm ingegeven.
Een negatieve waarde van de voorkeuzesnelheid zorgt ervoor dat de motor ACHTERUIT draait.
P2-09
Middelpunt frequentiesprong
P2-10
Hysterese frequentiesprong
De frequentiesprong zorgt ervoor dat de frequentieregelaar een bepaalt frequentiegebied overslaat. Hiermee kunnen mechanische
resonanties in een aandrijving vermeden worden. Parameter P2-09 bepaalt het middelpunt van de frequentiesprong en parameter P2-10
bepaalt de hysterese hieromheen. De frequentiesprong zal ervoor zorgen dat de regelaar de uitsturing zodanig aanpast dat de regelaar
altijd boven of onder de frequentiesprong gaat draaien. De actuele uitsturing wordt pas aangepast wanneer het setpoint de andere kant
van de hysterese bereikt. De regelaar gaat met de normale acc. (P1-03) en dec. (P1-04) tijden door de frequentieband heen.
P2-11
Functieselectie digitale/analoge uitgang 1 (klem 8)
Functieselectie digitale uitgang (klem 8). De uitgang stuurt +24V DC (max. 20 mA belasting) uit wanneer de
voorwaarde waar is
0
Regelaar in "RUN"
1
Regelaar "OK"
2
Motor op snelheid
3
Motorsnelheid > 0.0
4
Motorsnelheid >= grens Uitgang wordt hoog wanneer de actuele motorsnelheid groter of gelijk is aan de ingestelde grenzen.
5
Motorstroom >= grens
6
Motorkoppel >= grens
7
Signaalniveau analoge
ingang 2 >= grens
OPM Parameters P2-16 en P2-17 worden gebruikt als grenzen wanneer P2-1 1 op 4 t/m 7 wordt ingesteld. De uitgang wordt hoog
wanneer het geselecteerde signaal boven de ingestelde grens komt van parameter P2-16. De uitgang wordt weer laag wanneer het
geselecteerde signaal onder de grens komt van parameter P2-17.
Functieselectie analoge uitgang 1 (signaalformaat instelbaar via P2-12)
8
Uitgangsfrequentie
(motorsnelheid)
9
Uitgangsstroom
(motorstroom)
10
Uitgangskoppel
11
Uitgangsvermogen
(Motorvermogen)
12
Uitgang PID-regelaar
P2-12
Formaat analoge uitgang 1 (klem 8)
- 0 t/m 10V
- 0 t/m 20mA
- 0 t/m 20mA
- 10 t/m 0V
- 20 t/m 0mA
- 20 t/m 4mA
www.invertekdrives.com
Parameter Naam
De uitgang wordt hoog wanneer de regelaar is gestart.
De uitgang wordt hoog wanneer de voedingsspanning aanwezig is en er geen fout is.
Uitgang wordt hoog wanneer de actuele snelheid gelijk is aan de gewenste snelheid.
Uitgang wordt hoog wanneer de actuele snelheid groter is dan 0,0 Hz/rpm.
Uitgang wordt hoog wanneer de actuele motorstroom groter of gelijk is aan de ingestelde grenzen.
Uitgang wordt hoog wanneer het actuele motorkoppel groter of gelijk is aan de ingestelde grenzen.
Uitgang wordt hoog wanneer het signaalniveau van de analoge ingang 2 groter of gelijk is
aan de ingestelde grenzen.
0 t/m P1-01.
0 t/m 200% of P1-08.
0 t/m 200% van het motorkoppel.
0 t/m 150% van het vermogen van de ODP-2 frequentieregelaar.
0-100%
Minimaal
Maximaal
P1-02
P1-01
P1-02
P1-01
P1-02
P1-01
P1-02
P1-01
P1-02
P1-01
P1-02
P1-01
P1-02
P1-01
P1-02
P1-01
P1-02
P1-01
0.0
P1-01
0
12
Zie onder
Versie 3.07 | Optidrive P2 Gebruikershandleiding | 47
Standaard
Eenheid
5.0
Hz / Rpm
10.0
Hz / Rpm
25.0
Hz / Rpm
50.0 (60.0)
Hz / Rpm
0.0
Hz / Rpm
0.0
Hz / Rpm
0.0
Hz / Rpm
0.0
Hz / Rpm
0.0
Hz / Rpm
0.0
Hz / Rpm
8
-
-
-
8