Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Aardverbindingen; Aansluiten Inkomende Voeding - Invertek Drives Optidrive P2 Seres Handleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor Optidrive P2 Seres:
Inhoudsopgave

Advertenties

4.2. Aardverbindingen

4.2.1. Aardingsrichtlijnen
De veiligheidsaarde moet aangesloten worden volgens de lokale regels en richtlijnen. De aardklem van elke Optidrive moet
verbonden worden de veiligheidsaardrail om aanraakspanningen binnen de gestelde veiligheidsgrenzen te houden. De
aardklem van elke Optidrive moet ook (via het externe EMC filter indien aanwezig) met een zo kort mogelijke kabel verbonden
worden met een aardrail. De aarding moet niet tussen de verschillende Optidrives of andere apparatuur worden doorgelust. De
aardingsimpedantie moet voldoen aan alle industriele veiligheidseisen.
De integriteit van de aarding van de regelaar moet periodiek worden gecontroleerd.
4.2.2. Geleider veiligheidsaarde
De oppervlakte van de doorsnede van de PE-geleider moet ten minste gelijk zijn aan dat van de binnenkomende voedingsgeleider.
4.2.3. Motoraarde
De motoraarde moet lokaal verbonden zijn met de aarde om de motor aanraakveilig te maken en de motoraarde moet verbonden
zijn met een van de aardklemmen van de regelaar.
4.2.4. Aardfoutdetectie
Zoals bij alle frequentieregelaars is het mogelijk dat er een lekstroom naar aarde is. De Optidrive is zodanig ontworpen dat de
lekstroom tot een minimum beperkt is maar toch voldoet aan alle wereldwijde EMC eisen. De hoogte van de lekstroom is afhankelijk
van demotorkabellengte, type en de schakelfrequentie. Bij een aardlekbeveiliging moeten de volgende voorwaarden in acht worden
genomen:
 Een type B aardlekbeveiliging moet worden gebruikt
 Voor elke Optidrive moet een individuele aardlekschakelaar worden gebruikt.
 De aardlekschakelaar moet geschikt zijn voor apparatuur die een gelijkstroomcomponent in de lekstroom heeft.
 De aardlekschakelaar moet niet gevoelig zijn voor een lekstroom met hoge frequenties.
4.2.5. Aarding van de afgeschermde kabels
De afscherming van de motorkabel dient aangesloten te worden op een van de aardklemmen van de regelaar of moet geaard
worden via een EMC wartel. De afscherming van de motorkabel dient ook aan de motorzijde aan aarde te worden gelegd (EMC
wartel). De afscherming van de stuursignalen moet alleen worden geaard aan de bronzijde. Zie hoofdstuk 4. 1 3. Installatie volgens
EMC richtlijnen op pagina 28 voor meer informatie.

4.3. Aansluiten inkomende voeding

LET OP Bij bouwgroote 8 is de draairichting van de inkomende voeding van belang. Wanneer deze niet goed is geeft de regelaar
de fout "Ph-Seq".
Zorg voor minstens 30 seconden wachttijd tussen elke keer inschakelen!
4.3.1. Geschiktheid
Alle Optidrive ODP-2 modellen zijn ontworpen voor een 1-fase of een gebalanceerde 3-fasen voedingsspanning.
Wanneer de Optidrive wordt aangesloten op een IT netwerk of op een ander netwerk waarbij de fase - aarde spanning hoger kan
4
worden dan de fase - fase spanning, dan moet het interne EMC filter en de overspanningsbeveiliging worden uitgeschakeld. Zie
hoofdstuk 10.6. De uitschakelprocedure van het interne EMC filter en de varistoren op pagina 77 voor meer informatie.
Een 3-fasen voedingsspanning mag een onbalans hebben van maximaal 3%. Bij een grotere onbalans zal de regelaar een fout geven.
4.3.2. Selectie voedingskabel
 Een 1-fase netvoeding moet aangesloten worden op de klemmen L1/L (fase), L2/N (nul).
 Een gelijkspanning (DC) moet aangesloten worden op de klemmen L1/L (fase), L2/N (nul).
 E en 3-fasen netvoeding moet aangesloten worden op de klemmen L1, L2, L3. De draairichting is niet van belang. De nul is niet nodig.
Om aan de CE en C Tick EMC richtlijnen te voldoen worden symmetrisch afgeschermde kabels aanbevolen. Zie voor meer
informatie 4. 1 3. Installatie volgens EMC richtlijnen op pagina 28.
 E en vaste opstelling is noodzakelijk en moet voldoen aan IEC61800-5-1. Er moet gebruik gemaakt worden van de juiste
voorbeveiliging conform de hiervoor gestelde richtlijnen zoals beschreven staat in de lokale normen (bijv. NEN1010, EN60204-1, etc.).
 D e doorsnede van de bekabeling moet gekozen worden volgens de lokaal geldende normen. Zie hoofdstuk 10.2. Specificaties
in- en uitgangsvermogen en in- en uitgangsstromen op pagina 72 voor de maximale kabeldoorsnede.
4.3.3. Zekeringen/installatieautomaat
 V oor de Optidrive ODP-2 moeten de juiste beveiliging worden geplaatst om de bedrading en installatie te beveiligen. Zie
hoofdstuk 10.2. Specificaties in- en uitgangsvermogen en in- en uitgangsstromen op pagina 72 voor meer informatie.
 D e beveiliging moet voldoen aan de richtlijnen die ter plaatse van toepassing zijn. Over het algemeen voldoen zekeringen van
het type gG (IEC 60269) of het UL type T. In sommige gevallen is het echter zo dat het type aR volstaat. De afschakeltijd van de
zekeringen moet kleiner zijn dan 0,5 seconden.
 W anneer de lokale richtlijnen het toestaan is het ook mogelijk om installatieautomaten (type B) te plaatsen als beveiliging van de
installatie.
 D e maximale toegestane kortsluitstroom op de klemmen van de Optidrive ODP-2 is 100 kA (voldoet aan IEC60439-1).
 D e Optidrive zorgt voor de thermische beveiliging van de aangesloten motor en motorkabel.
22 | Optidrive P2 Gebruikershandleiding | Versie 3.07
www.invertekdrives.com

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Optidrive odp-2 seriesOdp-2-22075-1kf42-mnOdp-2-22150-1kf42-mnOdp-2-22220-1kf42-mnOdp-2-22010-1hf42-mnOdp-2-22020-1hf42-mn ... Toon alles

Inhoudsopgave