11. Foutmeldingen
11.1. Foutmeldingen
Fout
No.
code
-
00
-
01
-
02
-
03
.-
04
PS-P
05
-
06
-
07
-
08
-
09
P-ef
10
11
78 | Optidrive P2 Gebruikershandleiding | Versie 3.07
Omschrijving
Geen fout
Melding wordt weergegeven in P0-13 wanneer er geen fouten zijn.
Overstroom interne
Controleer of de externe remweerstand of de bedrading niet is kortgesloten.
remchopper
Controleer of de weerstandswaarde groter is dan de opgegeven minimale weerstandswaarde
(zie hoofdstuk 10.2. Specificaties in- en uitgangsvermogen en in- en uitgangsstromen.)
Overbelasting externe
De ODP-2 frequentieregelaar heeft softwarematig bepaalt dat de remweerstand wordt overbelast.
remweerstand
Controleer of het nominale vermogen van de weerstand groot genoeg is om het regeneratieve
vermogen te dissiperen voordat er parameters worden gewijzigd.
Verlaag de belasting van de weerstand door de deceleratietijd te verlagen of de massatraagheid
van de belasting te verlagen. Voeg extra weerstanden toe maar houd rekening met de minimale
weerstandswaarde.
Wanneer de fout optreedt bij het starten van de motor
Grote overstroom aan
de uitgang van de
Controleer of er een kortsluiting is tussen de fasen en/of naar aarde.
frequentieregelaar.
Controleer of de aandrijving mechanisch geblokkeerd is.
Blokkade van de motor
Controleer of de motorgegevens goed zijn ingesteld bij P1-07, P1-08, P1-09.
Controleer bij gebruik van de Vector regeling (P4-01 = 0 of 1) of de cos phi (P4-05) correct is
ingesteld en of de auto-tune is uitgevoerd.
Verlaag de boost spanning bij P1-1 1.
Verleng de acceleratie tijd bij P1-03.
Let op dat wanneer de motor is voorzien van een mechanische rem deze correct geschakeld wordt.
Wanneer de fout optreedt tijdens normaal bedrijf
Verlaag bij gebruik van de Vector regeling (P4-01 = 0 of 1) de proportionele versterking (P4-03).
Thermische fout.
Controleer of het decimale puntje knippert. Dit geeft overbelasting weer.
Motorstroom >100%
Verleng de acceleratietijd of verlaag de motorbelasting.
van P1-08 voor een
Controleer of de motorkabellengte niet langer is dan de maximaal toegestane lengte (zie
langere tijd
hoofdstuk 10.2).
Controleer of de motorgegevens goed zijn ingesteld bij P1-07, P1-08, P1-09.
Controleer bij gebruik van de Vector regeling (P4-01 = 0 of 1) of de cos phi (P4-05) correct is
ingesteld en of de auto-tune is uitgevoerd.
Controleer of de aandrijving mechanisch niet zwaar loopt of geblokkeerd is.
Hardware overstroom
Controleer of er een kortsluiting is tussen de fasen en/of naar aarde. Ontkoppel de motor en
motorkabel en herstart de regelaar. Als de regelaar opnieuw de foutmelding geeft terwijl er geen
motor is aangesloten, moet deze worden vervangen en moet het systeem volledig gecontroleerd
en opnieuw getest worden voordat een vervangende regelaar wordt geïnstalleerd.
Overspanning
De waarde van de tussenkringspanning kan worden bekeken via P0-20.
De historische logging (interval 256ms) van voor de fout kan worden bekeken via P0-36.
Deze fout wordt normaal gesproken gegenereerd door regeneratieve energie die terugkomt van
de motor. Dit gebeurd vooral bij toepassing met een grote inertia. Verleng de deceleratie tijd P1-
04 wanneer de fout optreedt tijdens het afremmen of sluit een remweerstand aan.
Verlaag bij gebruik van de Vector regeling (P4-01 = 0 of 1) de proportionele versterking (P4-3).
Verlaag P3-1 1 wanneer de overspanning optreedt wanneer de PID-regeling is geactiveerd.
Onderspanning
Dit gebeurt standaard wanneer de voedingsspanning wordt uitgeschakeld
Controleer de voedingsspanning en alle aansluitingen wanneer de fout ook voorkomt tijdens
normaal bedrijf.
Te hoge temperatuur
De temperatuur van de koelplaat kan worden bekeken via P0-21.
van de koelplaat
De historische logging (interval 30s) van voor de fout kan worden bekeken via P0-38.
Controleer de omgevingstemperatuur.
Controleer of de ventilator van de frequentieregelaar goed is.
Controleer of er voldoende vrije ruimte rond de regelaar is (zie hoofdstuk 3.5. Mechanische
afmetingen en gewichten t/m hoofdstuk 3.9. Montagerichtlijnen IP66 frequentieregelaars en dat
de luchtflow voldoende en langs de regelaar is.
Reduceer de effectieve schakelfrequentie m.b.v. P2-24.
Reduceer de belasting op de motor.
Te lage temperatuur van
De regelaar geeft een fout wanneer de temperatuur lager dan -10°C is. De temperatuur moet
de koelplaat
weer boven de -10°C komen om te kunnen starten.
De parameters worden
Druk op de STOP toets, de regelaar is nu klaar om ingesteld te worden voor de applicatie.
teruggezet naar
fabrieksinstellingen
Oplossing en eventuele oorzaak
www.invertekdrives.com