Par
Parameternaam
P1-10
Nominale motorsnelheid
Optioneel kan de motorsnelheid worden ingegeven (zie typeplaatje van de motor). Wanneer P1-10 niet wordt veranderd (P-10 =
0) wordt alles weergegeven in Hz. Wordt bij P1-10 de motor snelheid ingegeven, dan wordt alles in rpm weergegeven en wordt
er slipcompensatie toegepast.
OPMERKING Wanneer de encoder optiekaart wordt gebruikt moet deze parameter wel altijd worden ingesteld.
P1-11
Boostspanning (U/Hz mode)
Bij lage snelheden wordt er een hogere spanning op de motor gezet wat resulteert in meer koppel. Dit is essentieel wanneer er een
hoger aanloopkoppel nodig is. Let op dat er geen te grote stroom door de motor gaat lopen.
Een automatische instelling () is ook mogelijk. De Optidrive ODP-2 zal automatisch deze parameter aanpassen wanneer de
motor wordt doorgemeten tijdens een auto-tune (zie ook parameter P4-02).
P1-12
Selectie aansturing van de regelaar
0
Via de klemmen
1
Via het bedienpaneel
(VOORUIT)
2
Via het bedienpaneel
(VOORUIT en
ACHTERUIT)
3
PID regeling
4
Via Veldbus
5
Slave Mode
6
Via CAN Open
P1-13
Functieselectie van de ingangen
Bepaalt de functies van de digitale ingangen. Op de volgende bladzijde (hoofdstuk 7. 1 . Selectie start commando en setpoint) is te
zien wat de verschillende mogelijkheden zijn.
P1-14
Uitgebreide parameter toegang
Parameter toegang. De volgende instellingen zijn mogelijk:
P1-14 = P2-40 (101 = standaard): Toegang tot de parametergroepen 0 t/m 5
P1-14 = P6-30 (201 = standaard): Toegang tot alle parametergroepen (groepen 0 t/m 9). Deze parameters worden niet
uitgelegd in deze handleiding. Zie voor meer informatie de geavanceerde handleiding.
www.invertekdrives.com
Minimaal
0
0.0
0
Met de klemmen 1 t/m 18 kan de regelaar worden gestart en de snelheid worden
opgegeven.
Aansturing via het interne of externe bedienpaneel (één richting).
Bi-directionele aansturing via het bedienpaneel. D.m.v. de START knop kun je de
draairichting omdraaien.
De uitgangsfrequentie wordt geregeld door de interne PID regelaar.
Modbus protocol (standaard aanwezig) of via de uitbreidingsmodules (Profibus,
Devicenet, etc). Zie ook parametergroep 5 voor meer informatie. Voor CAN Open moet
P1-12 op 6 worden ingesteld.
De ODP-2 regelaar reageert als slave t.o.v. de master regelaar.
De ODP-2 regelaar reageert als slave in een CAN Open netwerk.
0
0
Versie 3.07 | Optidrive P2 Gebruikershandleiding | 39
Maximaal
Standaard
30000
0
Afhankelijk van de regelaar
6
0
21
1
30000
0
Eenheid
RPM
%
-
-
-
6