CombiFlex Universal
4 Inbedrijfstellen
4.1
4.2
4.3
4.4
4.4.1
4.4.2
CFU/NL (1608) 4.2
Controle centrifugaalpompgedeelte
Controleer of de as vrij rond kan draaien. Doe dit door het aseinde bij de koppeling enige
malen rond te draaien.
Controle elektromotor
Controleer of de zekeringen zijn aangebracht.
Vullen van de quenchvloeistoftank MQ2 - MQ3 - CQ3
Indien de pomp is uitgerust met asafdichtingsconfiguraties MQ2, MQ3, CQ3:
1 Draai de vuldop los (1680) los en vul de vloeistoftank met een voldoende hoeveelheid
geschikte spoelvloeistof.
2 Controleer het vloeistofpeil op de vloeistofniveauindicator (1620).
3 Monteer de vuldop weer (1680).
Gereedmaken pompunit voor inbedrijfstelling
Ga als volgt te werk, zowel bij een eerste in bedrijfstelling, als bij het terugplaatsen van
de pomp na een reparatie.
Overige aansluitingen
• Cartridge seal configuratie CD3 moet aangesloten zijn op een buffervloeistoftoevoer
met overdruk. Stel de buffervloeistofdruk 1,5 -2 bar hoger dan de druk ter
plaatse van de waaiernaaf, zie paragraaf 10.7 "Druk ter plaatse van de
waaiernaaf voor asafdichtingsgroep CD3".
• Asafdichtingsconfiguraties met koelmantel MW2, MW3 moeten op een extern
koelsysteem worden aangesloten.
Vullen van de pomp
1 Open de afsluiter in de zuigleiding geheel. Sluit de persafsluiter.
2 Vul de pomp en de zuigleiding met de te verpompen vloeistof.
3 Draai de pompas enige malen met de hand rond. Vul de pomp zo nodig bij
Inbedrijfstellen
23