232
Verzorging van de auto
Stand van de voorste arm van het
hefplatform midden onder het desbe‐
treffende krikpunt op de auto.
Reservewiel
Het reservewiel kan afhankelijk van
de uitvoering en de landelijke bepa‐
lingen ook als compact reservewiel
(thuiskomer) worden aangemerkt. In
dit geval geldt er een toegestane
maximumsnelheid, ook al wordt dit
niet op een label op het reservewiel
aangegeven.
Slechts één compact reservewiel
monteren. Niet sneller rijden dan
80 km/h. In bochten langzaam rijden.
Niet langdurig gebruiken.
Voorzichtig
Is het gemonteerde reservewiel
kleiner dan de andere wielen of
wordt het gebruikt in combinatie
met winterbanden, dan kunnen de
rijeigenschappen negatief worden
beïnvloed. Defecte band zo spoe‐
dig mogelijk laten vervangen.
Het reservewiel ligt in de bagage‐
ruimte onder de vloerafdekplaat.
Verwijderen:
1. Open de vloerplaat 3 57.
2. Verwijder de gereedschapskist.
3. Het compacte reservewiel zit vast
met een vleugelmoer. Draai de
moer los en verwijder het reser‐
vewiel.
4. Als er na het verwisselen van een
wiel geen wiel in de reservewiel‐
kuip wordt gelegd, zet dan de
gereedschapskoffer vast door de
vleugelmoer zo ver mogelijk vast
te draaien en de vloerplaat te
laten zakken.
5. Leg, nadat het normale wiel weer
is teruggeplaatst, het compacte
reservewiel met de buitenkant
omhoog in de kuip en zet het vast
met de vleugelmoer.
Slechts één compact reservewiel
monteren. De toegestane maximum‐
snelheid op het label op het tijdelijke
reservewiel geldt alleen voor de
bandenmaat af fabriek.
Reservewiel monteren
De onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
● Parkeer de auto op een vlakke,
stevige en slipvrije ondergrond.
Draai de voorwielen in de recht‐
uitstand.
● Zet zo nodig een stopblok onder
het wiel schuin tegenover het te
vervangen wiel.
● Handrem aantrekken, eerste
versnelling, achteruitversnelling
of P inschakelen.
● Reservewiel verwijderen.