Temperatuur selecteren £
Stel de voorkeurstemperaturen voor
de bestuurders- en passagierszijde
voorin afzonderlijk met de linker en
rechter draairing in op de gewenste
waarde. Met de draairing aan de
passagierszijde verandert u de
temperatuur aan passagierszijde.
Met de draairing aan de bestuurders‐
zijde wijzigt u alleen de temperatuur
aan bestuurderszijde of aan beide
zijden, afhankelijk van de vraag of de
synchronisatie MONO in het menu
Instellingen klimaatregeling is geacti‐
veerd of niet. Druk op MENU om naar
het menu Instellingen klimaatregeling
te gaan.
De aanbevolen temperatuur is 22 °C.
De temperatuur verschijnt op
schermpjes naast de draairing en in
het menu Klimaatinstellingen.
Als de minimumtemperatuur Lo is
ingesteld, levert de klimaatregeling
maximale koeling, als de koeling
A/C wordt ingeschakeld.
Wanneer u de maximumtemperatuur
Hi instelt, zorgt het klimaatregelsys‐
teem voor een maximale verwarming.
Let op
Als A/C wordt ingeschakeld, kan
door het verlagen van de ingestelde
temperatuur de motor vanuit een
Autostop opnieuw worden gestart of
een Autostop worden belemmerd.
Stop/Start-systeem 3 122.
Handmatige instellingen
U kunt de instellingen van de klimaat‐
regeling aanpassen door de volgende
functies te activeren:
Klimaatregeling
Luchtdebiet Z
Pas de opbrengst aan door de draai‐
ring naar de gewenste snelheid te
draaien. Draai de knop linksom om de
opbrengst te verlagen of rechtsom
om de opbrengst te verhogen. De
ventilatorsnelheid kan ook worden
aangepast in het menu Instellingen
klimaatregeling. Druk op MENU om
naar het menu Instellingen klimaatre‐
geling te gaan.
Draai de draairing zo ver mogelijk
linksom: de ventilator en de koeling
worden uitgeschakeld.
Om de automatische modus opnieuw
in te schakelen: AUTO indrukken.
109