Als Nachtzicht is geselecteerd maar
de permanente weergave ervan niet
is geselecteerd, verschijnt er een
tijdelijk venster met het waarschu‐
wingssymbool bij een dreigende
botsing.
Gebruiksvoorwaarden
Voor een juiste werking moet aan de
volgende voorwaarden zijn voldaan:
● weinig omgevingslicht
● dimlicht is ingeschakeld
● de buitentemperatuur ligt tussen
-30 °C en 30 °C
● de rijsnelheid moet lager dan 160
km/u zijn
● afstand tot het te detecteren
object ligt tussen 15 m (voor voet‐
gangers) en 200 m, afhankelijk
van het omgevingslicht
● dieren en voetgangers hoger dan
0,5 m
Systeembeperkingen
In de volgende gevallen werkt Nacht‐
zicht mogelijk niet:
● door weersomstandigheden
beperkt zicht, zoals bij mist,
regen of sneeuw
● camera bedekt met sneeuw,
modder, vuil enz.
● bij ritten op bochtige of heuvel‐
achtige wegen
● rijden door een bocht
9 Waarschuwing
In geval van een frontaanrijding is
de infraroodcamera mogelijk
getroffen en werkt deze mogelijk
niet goed. Neem na een ongeval
contact op met een werkplaats om
Rijden en bediening
de infraroodcamera te laten
controleren en de stand ervan te
laten aanpassen.
Uitschakelen
Het systeem wordt uitgeschakeld op
het Info-Display 3 88. Op het Driver
Information Center dooft B.
De stand van het systeem wordt bij
uitschakeling van het contact niet
opgeslagen.
Het systeem wordt automatisch uitge‐
schakeld wanneer er niet aan de
bedrijfsvoorwaarden wordt voldaan.
Storing
In geval van een storing licht B op het
Driver Information Center op en
verschijnt er een bericht. Neem
contact op met een dealer of een
erkende werkplaats voor een controle
van het systeem.
Panoramazichtsysteem
Met dit systeem ziet u de omgeving
van de auto als een afbeelding van
bijna 360°, als het ware van boven af.
175