166
Rijden en bediening
● de sensor in de voorruit of de
radarmodule achter de voorbum‐
per is afgedekt door sneeuw, ijs,
sneeuwbrij, modder, vuil enz.
● de voorruit is beschadigd of
bedekt met vreemde voorwer‐
pen, bijv. stickers
Parkeerhulp
Algemene informatie
Wanneer er een aanhanger of fiets‐
drager op de trekhaak is gemonteerd,
wordt de parkeerhulp gedeactiveerd.
9 Waarschuwing
De bestuurder is zelf geheel
verantwoordelijk voor het inparke‐
ren.
Controleer bij het achteruit- en
vooruitrijden en het gebruik van de
parkeerhulp de zone rondom de
auto.
Parkeerhulp voor-achter
De parkeerhulp voor-achter meet de
afstand tussen de auto en voorgele‐
gen obstakels en achter de auto.
Deze informeert en waarschuwt de
bestuurder met geluidssignalen en
een aanduiding op het display.
Het gebruikt twee verschillende
akoestische waarschuwingssignalen
voor de controlezones voor en achter,
elk met een andere geluidsfrequentie.
Het systeem gebruikt ultrasone
parkeersensoren in de voor- en
achterbumper.
Inschakelen
Wanneer bij een rijsnelheid lager dan
10 km/h een obstakel voor de auto
wordt gedetecteerd, wordt naast de
parkeerhulp ook de parkeerhulp voor
geactiveerd.
Het systeem is klaar voor gebruik,
wanneer het led-lampje in de
parkeerhulpknop ¼ niet brandt.
Na deactivering van het systeem
brandt het led-lampje in de knop.
Melding
Het systeem waarschuwt u met
akoestische signalen voor obstakels
vóór of achter de auto.