46
6.3.2
Bedieningsvolgorde tijdens het zaaien
$0$7521 inschakelen
-
-
Gewenste opdracht in hoofdmenu oproepen en
de instellingen controleren
-
opdracht starten
-
werkmenu kiezen.
-
Voor het bedienen van de functies staan 3
stuurventielen ter beschikking.
Voor het bedienen van de functies staan 3
stuurventielen ter beschikking:
-
bij het bedienen van stuurventiel 1 ( slang met
gele markering) worden volgende functies
geactiveerd:
-
machine laten zakken
-
stapwiel in werkstand brengen
-
voorgeprogrammeerde markeur in werkstand
brengen
-
de aangegeven stand van de rijpadenteller
voor de eerste omgang op het veld
controleren en indien nodig corrigeren.
-
bij het bedienen van stuurventiel 2 ( slang met
groene markering worden naar keuze de
volgende functies geactiveerd:
-
machine-arm laten zakken.
-
bij het bedienen van stuurventiel 3 (slang met
rode markering) wordt de turbine aan- of
uitgezet.
$0$7521
DB2031-3
06.05
-
met zaaien beginnen
-
na 30 m zaaien stoppen en werking controleren:
-
Tijdens het zaaien springt de
het werkmenu. Vanuit hier kunnen alle benodigde
functies voor het zaaien worden bediend.
-
De verkregen gegevens worden in de
geactiveerde opdracht opgeslagen.
Na het zaaien:
Opdrachtgegevens controleren (indien gewenst).
Stuurventielen naar behoefte bedienen.
uitschakelen
op