26
5.2.3
Afdraaiproef
Met de afdraaiproef wordt gecontroleerd of tijdens
het zaaien de gewenste hoeveelheid wordt gezaaid.
Altijd een afdraaiproef uitvoeren
-
bij veranderen van de soort zaad
-
bij hetzelfde zaad, doch met afwijkende
korrelgrootte, vorm van de korrel, soortelijk
gewicht en afwijkende ontsmetting.
-
bij het omschakelen van normale zaairaderen
naar zaaiwielen voor fijn zaad en omgekeerd
-
bij afwijkingen tussen de afdraaiproef en de
werkelijk gezaaide hoeveelheid.
5.2.3.1
Machines met afstandbediende verstelling van de zaaihoeveelheid afdraaien
De zaadtank met voldoende zaad vullen.
De opvangemmers, zoals beschreven in de
bedieningshandleiding van de zaaimachine, onder
de doseerunit(s) zetten en de injectiesluizen open
zetten.
Gewenste afgifte controleren/invoeren.
Advies:
Deze waarde kan ook in het opdrachtmenu (hfdst.
5.2.2) worden ingevoerd.
Instelhendel van de aandrijfkast met
toetsen
of
instellen op
Stand aandrijfkast „50":
Stand aandrijfkast „15":
)
De stand van de aandrijfkast, die op de
$0$7521 wordt aangegeven,
moet hetzelfde zijn als de instelling op
de schaalverdeling van de aandrijfkast.
Zo niet, dan moet de instelling van de
aandrijfkast volgens Kap. 8.1 opnieuw
worden ingesteld
$0$7521
DB2031-3
zaaien met
normale zaairaderen
zaaien
zaairaderen voor fijn
zaad
06.05
Fig. 31