In bedrijf stellen
5.3.2
Trajectsensor kalibreren (machinegegevens
1. Meet op het veld een meettraject van exact
100 m af. Markeer het begin- en eindpunt
van het meettraject (Afb. 23).
2.
Start de kalibratie.
3. Rijd het meettraject exact van begin- tot
eindpunt af.
→
Bij het wegrijden springt de teller op 0.
→
Op het display worden steeds de bepaalde
impulsen weergegeven.
4 Stop na 100 m.
→
Op het display wordt nu het aantal
bepaalde impulsen aangegeven.
5.
Neem de waarde impulsen/ 100m
over.
→
De waarde wordt aan de in het geheugen
geselecteerde tractor toegekend.
•
Waarde impulsen/100m niet
overnemen.
Als op het veld met vierwielaandrijving
wordt gereden, moet bij het
trajectsensor kalibreren de
vierwielaandrijving eveneens zijn
ingeschakeld.
22
Voor het bepalen van de werkelijke snelheid heeft de AMATRON
de kalibratiewaarde impulsen/100m nodig.
De kalibratiewaarde impulsen/100m mag niet kleiner zijn dan 250,
anders werkt de AMATRON
Voor het invoeren van impulsen/100m zijn er drie mogelijkheden:
•
De waarde is bekend en wordt handmatig in de
+
AMATRON
ingevoerd.
•
De waarde is niet bekend en wordt door het rijden van het
meettraject van 100 m bepaald.
Afb. 22
Afb. 23
)
+
niet zoals voorgeschreven.
Amatron+ BAG0063.0 03.08
+