Gebruik nooit alcohol of drugs voor
of tijdens het rijden met dit voer-
tuig.
Rijd nooit overdreven snel. Pas uw
snelheid altijd aan aan het terrein,
de zichtbaarheid, de rijomstandig-
heden en uw ervaring.
Probeer nooit op twee wielen te rij-
den, te springen of andere stunts
uit te voeren.
Inspecteer uw voertuig voor elk ge-
bruik, om te verzekeren dat het in
goede staat verkeert. Volg altijd de
inspectie- en onderhoudsprocedu-
res en -schema's, die u verder in de-
ze Gebruikershandleiding vindt.
De bestuurder en de passagier
moeten altijd hun beide handen
aan het stuur of de handgrepen
houden en hun voeten onafgebro-
ken op de voetsteunen laten rusten
terwijl het voertuig rijdt.
Rijd altijd traag en wees extra voor-
zichtig wanneer u op onbekend ter-
rein rijdt. Wees altijd alert voor ver-
anderingen in het terrein wanneer u
met dit voertuig rijdt. Vergeet nooit
dat u een passagier vervoert.
Rijd nooit op te ruige, gladde of los-
se ondergrond, tot u de nodige vaar-
digheden heeft verworven om uw
voertuig onder controle te houden
op dergelijk terrein. Wees altijd ui-
terst voorzichtig op dergelijk terrein.
Vergeet nooit dat u een passagier
vervoert.
Volg altijd de juiste procedures om
te draaien, die u verder in deze Ge-
bruikershandleiding vindt. Oefen
het draaien met lage snelheid voor-
dat u het sneller probeert. Draai
nooit met te hoge snelheid. Een
passagier meenemen kan de stabi-
liteit en besturing van het voertuig
ingrijpend beïnvloeden.
__________
12
VEILIGHEIDSINFORMATIE
Begeef u met dit voertuig nooit op
hellingen die te steil zijn voor het
voertuig of voor uw rijvaardigheid.
Vergeet niet dat de bestuurder ver-
antwoordelijk is voor de veiligheid
van zijn passagier. Laat hem in ge-
val van twijfel afstappen voordat u
bergop rijdt. Denk eraan: wanneer
u met een passagier rijdt heeft dit
een grote invloed op de besturing
van uw voertuig, de stabiliteit en de
remafstand.
Volg altijd de juiste procedures om
bergop te rijden, die u verder in
deze Gebruikershandleiding vindt.
Controleer het terrein aandachtig
voordat u een helling begint op te
rijden. Rijd nooit een helling op met
een te gladde of losse ondergrond.
Bestuurder en passagier moeten
hun gewicht naar voor verplaat-
sen. Open de gasklep niet plots en
schakel niet bruusk. Rijd nooit met
hoge snelheid over de top van een
heuvel. Vergeet nooit dat u een
passagier vervoert.
Volg altijd de juiste procedures om
bergaf te rijden en te remmen op
een helling, die u verder in deze
Gebruikershandleiding vindt. Con-
troleer het terrein aandachtig voor-
dat u een helling begint af te rijden.
Bestuurder en passagier moeten
hun gewicht naar achter verplaat-
sen. Rijd nooit met hoge snelheid
van een heuvel. Rijd niet van een
heuvel met een hoek waarin het
voertuig sterk naar één kant gaat
overhellen. Rijd liefst recht naar
beneden. Vergeet nooit dat u een
passagier vervoert.
__________