Verbinding tot stand brengen met Camera access point modus
34
Verbind de smartphone met de
5
camera.
Selecteer in het Wi-Fi-instellingenmenu
van de smartphone de SSID
(netwerknaam) die op het LCD-scherm
van de camera wordt weergegeven.
Voer als wachtwoord de encryptiesleutel
in die op het LCD-scherm van de
camera wordt weergegeven.
Het volgende scherm wordt mogelijk
automatisch weergegeven, ook als
de handeling op de smartphone niet
is voltooid.
Start EOS Remote op de
6
smartphone.
Wanneer de Wi-Fi-instellingen zijn
voltooid, start u EOS Remote op de
smartphone.
Selecteer [Camera Connection/
7
Cameraverbinding] op de
smartphone.
Selecteer [Camera Connection/
Cameraverbinding] in EOS Remote.
Selecteer de doelcamera op de
8
smartphone.
Selecteer bij [Detected Cameras/
Gedetecteerde camera's] in EOS
Remote de camera waarmee u
verbinding wilt maken.
Het koppelen start.