Selecteer het rasternummer
Vergelijk de afgedrukte aanpassingsrasters en geef het nummer van het raster met de minst
zichtbare strepen of horizontale lijnen op in het desbetreffende vakje.
Opmerking
• Als u niet weet hoe u het afgedrukte raster moet analyseren, raadpleegt u
printkop
uitlijnen.
Initiële controle-items (Initial Check Items) (Controle spuitopening (Nozzle
Check))
Controleer voordat u Controle spuitopening (Nozzle Check) uitvoert of de printer is ingeschakeld en
open de klep van de printer.
Controleer voor elke inkt de volgende items.
•
Controleer de resterende hoeveelheid inkt
• Zorg dat u de inkttank goed aandrukt totdat u een klik hoort.
• Als oranje tape is bevestigd op de inkttank, verwijdert u deze helemaal.
Als er tape achterblijft, kan deze de inktuitvoer blokkeren.
• Controleer of de inkttanks op de juiste posities zijn geplaatst.
Dialoogvenster Printer automatisch aan/uit (Auto Power Settings)
Wanneer u klikt op Printer automatisch aan/uit (Auto Power), wordt het dialoogvenster Printer
automatisch aan/uit (Auto Power Settings) weergegeven.
In dit dialoogvenster kunt u de stroomvoorziening van de printer beheren vanuit het
printerstuurprogramma.
Printer automatisch aan (Auto Power On)
Hier selecteert u de instelling voor automatisch inschakelen.
Kies Uitschakelen (Disable) om te voorkomen dat de printer automatisch wordt ingeschakeld
wanneer afdrukgegevens naar de printer worden gestuurd.
Zorg dat de printer is ingeschakeld en klik daarna op OK om de instellingen van de printer te
wijzigen.
Kies Inschakelen (Enable) om de printer automatisch in te schakelen wanneer afdrukgegevens naar
de printer worden gestuurd.
Printer automatisch uit (Auto Power Off)
Hier selecteert u de instelling voor automatisch uitschakelen.
Als binnen de opgegeven tijd geen bewerking in het printerstuurprogramma of handeling op de
printer wordt uitgevoerd, wordt de printer uitgeschakeld.
Dialoogvenster Stille instellingen (Quiet Settings)
Wanneer u klikt op Stille instellingen (Quiet Settings), wordt het dialoogvenster Stille instellingen
(Quiet Settings) weergegeven.
In het dialoogvenster Stille instellingen (Quiet Settings) kunt u een instelling opgeven die ervoor zorgt
dat de printer minder geluid maakt.
Selecteer deze functie als u wilt dat de printer 's nachts of in andere omstandigheden minder geluid
in de tank.
494
De positie van de