13. Selecteer het mediumtype.
Selecteer bij Mediumtype (Media Type) hetzelfde mediumtype dat in de printer is geplaatst.
14. Selecteer de papierbron.
Selecteer bij Papierbron (Paper Source) de cassette waarin het papier is geplaatst.
15. Zodra de afdrukinstellingen zijn ingevoerd, klikt u op Afdrukken (Print) om af te drukken.
Opmerking
• Verschillende afdrukinstellingen kunnen met het printerstuurprogramma worden geconfigureerd.
Afdrukken vanuit toepassingssoftware (Mac OS-printerstuurprogramma)
33