5
Klap de spiegel omhoog.
Druk de ontspanknop volledig in. De spiegel
wordt omhoog geklapt en het sluitergordijn
wordt geopend, zodat de beeldsensor
zichtbaar wordt. Het scherm in de zoeker
wordt uitgeschakeld en de rij streepjes in het bedieningspaneel begint te
knipperen.
6
Onderzoek de beeldsensor.
Houd de camera zodanig vast dat er licht op de beeldsensor
valt en onderzoek de sensor op stof en vuil. Als er geen stof of
vuil aanwezig is, ga verder naar stap 8.
7
Reinig de sensor.
Verwijder stof en vuil op de sensor met een blaasbalgje.
Gebruik geen blaasborsteltje, aangezien de haartjes van het
kwastje de sensor kunnen beschadigen. Alleen door Nikon
geautoriseerd servicepersoneel mag vuil verwijderen dat niet
kan worden weggeblazen met een blaasbalgje. U mag de
sensor onder geen beding aanraken of schoonpoetsen.
8
Zet de camera uit.
De spiegel wordt weer neergeklapt en het sluitergordijn gaat dicht. Plaats het
objectief of de bodydop terug.
n
316