5
Stel scherp.
Kadreer de openingsopname en stel scherp zoals beschreven
in stap 3 en 4 op pagina 153 (zie pagina 155 voor meer
informatie over het scherpstellen in filmlivebeeld). Merk op
dat het aantal te detecteren onderwerpen in gezichtprioriteit-AF afneemt in
filmlivebeeld.
A
Belichting
De volgende instellingen kunnen in filmlivebeeld worden aangepast:
P, S, A, %
Overige opnamestanden
In de M-stand kan ISO-gevoeligheid worden ingesteld op waarden tussen 100 en Hi 2 en
sluitertijd op waarden tussen
varieert afhankelijk van de beeldsnelheid; 0 169). In andere standen worden sluitertijd en
ISO-gevoeligheid automatisch aangepast. Sluit en herstart filmlivebeeld als het resultaat
over- of onderbelicht is.
6
Start de opname.
Druk op de filmopnameknop om de opname te starten. Een
opnameaanduiding en de beschikbare tijd worden
weergegeven in de monitor. Belichting wordt ingesteld met
behulp van matrixmeting en kan worden vergrendeld door
de A AE-L/AF-L-knop (0 84) in te drukken of (in de standen
P, S, A en %) worden aangepast met maximaal ±3 LW in
stappen van
hoofdinstelschijf te draaien (0 86). In de autofocusstand
kan de scherpstelling worden vergrendeld door de
ontspanknop half in te drukken.
y
162
Diafragma
—
M
—
—
1
/
25
1
LW door de E-knop in te drukken en aan de
/
3
Sluitertijd
ISO-gevoeligheid
—
✔
—
1
sec. en
/
sec. (de langst beschikbare sluitertijd
8.000
Belichtingscorrectie
✔
—
✔
—
—
—
Filmopnameknop
Opnameaanduiding
Resterende tijd