Belichtingscorrectie
(Alleen de standen P, S, A, M en %)
Via belichtingscorrectie kan de door de camera geselecteerde belichtingswaarde
gewijzigd worden om foto's lichter of donkerder te maken. Deze functie werkt het beste
in combinatie met centrumgerichte meting of spotmeting (0 83). Kies uit waarden
1
tussen –5 LW (onderbelichting) en +5 LW (overbelichting) in stappen van
/
LW. Kies in
3
het algemeen positieve waarden om het onderwerp lichter te maken of negatieve
waarden om het onderwerp donkerder te maken.
–1 LW
Geen belichtingscorrectie
+1 LW
Druk op de E-knop om een waarde voor belichtingscorrectie te
E-knop
kiezen en draai aan de hoofdinstelschijf totdat de gewenste waarde
in het bedieningspaneel of de zoeker wordt weergegeven.
Hoofdinstelschijf
V
±0 LW
–0,3 LW
+2,0 LW
(E-knop ingedrukt)
Bij waarden anders dan ±0,0 knippert de 0 in het midden van de
belichtingsaanduidingen (alleen in de standen P, S en A) en een
E-pictogram wordt in het bedieningspaneel en de zoeker
weergegeven nadat u de E-knop ontspant. Door de E-knop in te
drukken kan de huidige waarde voor belichtingscorrectie in de
belichtingsaanduiding worden bevestigd.
Normale belichting kan worden hersteld door de belichtingscorrectie in te stellen op ±0.
Belichtingscorrectie wordt niet teruggezet wanneer de camera is uitgeschakeld, maar
wordt teruggezet als u een andere stand selecteert na het kiezen van %.
86