10.1
Aanvang van de werkzaamheden
10.2
Keren op wendakker
TL 3001 BAH0044-2 03.18
1. De werkdiepte van de diepwoeler instellen (zie hoofdstuk
„Werkdiepte van de diepwoeler instellen", op pagina 51).
2. De combinatie zover aten zakken, tot de scharen net boven de
grond staan.
De hoek van de koppelingsas van de rotorcultivator/-eg moet
zich in deze stand binnen de tolerantiegrenzen bevinden.
3. De aftakas van de tractor op het voorgeschreven werktoerental
voor de rotorcultivator/-eg brengen.
4. wegrijden en de combinatie laten zakken.
De hoek van de draaiende koppelingsas moet bij opgeheven
machine zich binnen de tolerantiegrens bevinden, zo niet de
aftakas van de tractor uitschakelen.
De aftakas van de tractor uitschakelen, wanneer de
rotorcultivator/-eg in opgeheven stand onrustig loopt.
Indien de koppelingsas van de rotorcultivator/-eg bij het keren of bij
het opheffen moet blijven draaien, moet u erop letten, dat de schijven
uit de grond zijn en de koppelingsas zich binnen het tolerantiebereik
bevindt.
De aftakas vóór het keren uitschakelen als
wanneer de hoek die de koppelingsas maakt, buiten de
tolerantiegrens ligt
de rotorcultivator in opgeheven stand onrustig loopt.
Werken met de machine
57