Na de eerste 10 bedrijfsuren en daarna om de 50 bedrijfsuren de hydraulische aggregaten, slangen
en koppelingen en leidingen op dichtheid controleren en indien nodig de schroefverbindingen
natrekken.
Voor elke inbedrijfstelling de hydraulische slangleidingen controleren op slijtage, beschadiging en
veroudering. Beschadigde onderdelen moeten direct worden vervangen.
De wielmoeren moeten om de 50 km worden gecontroleerd en eventueel worden nagetrokken. Het
aanhaalmoment voor de wielmoeren is vermeld in de volgende tabel.
De bandenspanning moet telkens voor het vertrek worden gecontroleerd. De bandenspanning van de
betreffende bandafmetingen vindt u in de volgende tabel:
Bandafmeting
500-50-17
400-60-15.5
12.5-80-18
10.3 TANDEN VERVANGEN
Om kapotte of versleten tanden te vervangen, worden de moeren losgedraaid en de tanden verwijderd.
De nieuwe 12mm-tand wordt, zoals in Afbeelding 32
te zien is, in de haak gehangen en de moer wordt
weer
vastgeschroefd.
streepafstand! De tanden van de achterste rij
halveren de afstand van de voorste rij.
De nieuwe 8mm-tand wordt, zoals in Afbeelding 33
te zien, met een schroef bevestigd. Let erop dat de
schroef vast tegen de tand aanligt en dat alle tanden
een rechte lijn vormen. Telkens een schijf moet
boven en onder de tand liggen, zoals ook onder de
opname.
Er moeten altijd nieuwe borgmoeren worden
gebruikt.
10.4 TANDEN BORGEN
De GP-serie beschikt in de standaarduitvoering over een tandborging, die
met een kabel het verlies van 12mm-tanden voorkomt. Deze borgt de
tanden, zodat ze niet op de wei of de akker blijven liggen. Daarmee wordt
ook schade aan andere machines voorkomen zoals bijvoorbeeld een
maaimachine of een balenpers.
10.5 SMEERPLAN
Het remstangenstelsel aan de as moet volgens de aanwijzingen van de fabrikant van de as worden
gesmeerd, omdat bij overmatige smering vet in de remtrommels terecht kan komen.
Bandenspanning
2,2 bar
3,4 bar
4,0 bar
Let
op
een
correcte
Aanhaalmoment wielmoeren
Afbeelding 32
Afbeelding 34
320 Nm
320 Nm
320 Nm
Afbeelding 33
29