2
Tik <DHCP>, <BOOTP>, of <RARP>.
Als u DHCP/BOOTP/RARP niet wilt gebruiken om een IP-adres toe te wijzen
Selecteer <Uit>. Als u kiest voor <DHCP>, <BOOTP>, of <RARP> terwijl deze services niet beschikbaar zijn,
zal het apparaat tijd en communicatiebronnen verspillen door in het netwerk te zoeken naar deze
services.
3
Controleer of <Auto IP> is ingesteld op <Aan>.
●
Als <Uit> is geselecteerd, wijzigt u dit in <Aan>.
4
Tik <Toepassen>.
IP-adressen die worden toegewezen via DHCP/BOOTP/RARP vervangen het adres dat is verkregen via Auto
IP.
Handmatig een IP-adres invoeren
1
Controleer of <Automatisch verkrijgen> is ingesteld op <Uit>.
●
Als <Aan> wordt weergegeven, tikt u op <Automatisch verkrijgen> en dan zowel <Selecteer protocol>
en <Auto IP> om <Uit>.
2
Tik <Handmatig verkrijgen>.
3
Geef het IP-adres, het subnetmasker en het gateway-adres (of de standaardgateway).
●
Geef de instellingen in de volgende volgorde op: <IP-adres>
●
Voer elke instelling in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>.
Netwerk
<Subnetmasker>
345
<Gatewayadres>.