Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Section 6 - Diepte- En Stroommetingen; Trudepth; Trudepth Voor Ondergrondse Geleiders Of Sondes - Radiodetection RD7200 Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

Section 6 - Diepte- en stroommetingen

6.1 TruDepth™

De RD7200-zoeker biedt automatische dieptemeting
van ondergrondse kabels, leidingen en sondes wanneer
de kabelzoeker correct georiënteerd is boven de doellijn
of sonde.
Stroommetingen worden ook tegelijkertijd weergegeven
als de kabelzoeker correct georiënteerd is (functie niet
beschikbaar in sonde of passieve modes).
Diepte-
en
stroommetingen
tegelijkertijd weergegeven, maar als de kabelzoeker niet
correct georiënteerd is, worden er geen metingen
weergegeven.
Dieptebereik en nauwkeurigheid verschillen, afhankelijk
van het model en type van de doellijn (bijv. kabel, leiding
of sonde), de diepte en externe omgevingsfactoren als
elektromagnetische ruis, grondcondities en storing.
WAARSCHUWING!
dieptemetingen is onderhavig aan een aantal factoren en
dient alleen ter referentie. Gebruik de dieptemeting nooit om
mechanische graafdieptes te bepalen. Volg altijd veilige
lokale graafrichtlijnen.
De dieptemeting is tot het hart van de pijpleiding, kabel
of sonde. De beste metingen worden meestal
gedetecteerd
van
'actieve'
afgegeven door een zender in plaats van door passieve
bronnen.
De RD7200-zoeker kan ook kabeldiepte vaststellen bij
het lokaliseren van passieve stroomsignalen. Passieve
signalen op lijnen zijn echter minder geschikt voor het
meten van diepte. De nauwkeurigheid kan twijfelachtig
zijn tgv. interferentie zoals in gevallen waarbij het
passieve signaal aanwezig is op meer dan één lijn.
WAARSCHUWING! Doe geen dieptemetingen in de
buurt van bochten of T-stukken in de lijn. Ga op ten minste
5 meter van een bocht staan voor de beste nauwkeurigheid.
TruDepth voor ondergrondse
geleiders of sondes
TruDepth en kompas
Het is belangrijk op te merken dat de RD7200-zoeker
alleen diepte en stroom weergeeft (in toepasselijke
modi) als de zoeker juist georiënteerd is boven de
doellijn, kabel of sonde. Om te zorgen dat de zoeker juist
georiënteerd is, gebruikt u de kompasfunctie.
Zorg er bij het zoeken naar lijnen voor dat de
kompasweergave in de noord/zuid-oriëntatie staat.
© 2021 Radiodetection Ltd
worden
automatisch
De
nauwkeurigheid
van
signalen
die
worden
Zorg er bij het lokaliseren van sondes (zie paragraaf 8.5)
voor dat het kompas de lijn weergeeft in de positie
Oost/West.
Figuur 6.1: Een dieptemeting uitvoeren
Om signaalruis te minimaliseren, moet u het signaal niet
via inductie toepassen. Als een directe verbinding of
signaalklemmen niet mogelijk is, plaats de zender in
inductie dan ten minste 15 m van het punt van een
dieptemeting af.
Dieptemetingen zijn niet nauwkeurig als er een hoorbare
ruis is of als een deel van het zendersignaal gekoppeld
is aan de lijn in de nabijheid.
Als het bevestigen van de piekpositie samenvalt met een
nulpositie, geeft dit aan dat de positie geschikt is voor
het uitvoeren van een diepteschatting.
Figuur 6.2: Dieptemetingen
Stel de locatie van de doellijn nauwkeurig vast met
de kabelzoeker
Controleer of de kabelzoeker direct boven de lijn is,
de antennes op de juiste hoeken staan en de
kabelzoeker
verticaal
gevoeligheidsniveau aan om de indicatie van de
balkgrafiek op ongeveer 50% te brengen
Als de grond een sterk veld lijkt uit te stralen, zoals in de
buurt van een radiostation, controleer de diepte dan door
de onderkant van de antenne 50 mm boven de grond te
houden en deze waarde af te trekken van de
aangegeven diepte.
is.
Pas
het
28

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave