Diepte
Piek+-modus selecteren:
1
Druk op de toets
piek+-modus op het scherm wordt weergegeven
Begeleide modus
Begeleide modus biedt goede prestaties in verstoorde
velden en biedt drie indicatoren om de gebruiker naar de
doellijn te begeleiden.
De proportionele pijlen naar links en rechts worden
korter als de kabelzoeker dichter bij het doel komt, en de
doelpositie-indicator verplaatst zich naar de centrale
positie.
De
signaalsterktemeting
maximale waarde als de kabelzoeker boven het doel
geplaatst wordt.
Iedere afwijking van alle drie indicatoren laat zien dat de
doelpositie in dezelfde locatie kan wijzen op de
aanwezigheid van een verstoord veld.
In Begeleide modus worden de volgende indicatoren
weergegeven:
Proportionele pijl naar links en rechts.
Doelpositie-indicator
Signaalsterkte
Versterking
Kompas
Stroom
Diepte
Begeleide modus selecteren:
Druk op de toets
tot het pictogram van de begeleide
modus op
het scherm wordt weergegeven
Nulmodus
De nulmodus wordt gebruikt om een lokalisatiesignaal te
controleren in omgevingen met beperkte of geen ruis of
storingen. Nulmodus geeft een nulrespons als hij direct
over een lijn staat.
In nulmodus worden de volgende indicatoren op het
scherm weergegeven:
Signaalsterkte.
Kompas.
Pijl naar links en rechts.
Nulmodus selecteren:
1
Druk op de toets
nulmodus op het scherm wordt weergegeven
De scherpe nulrespons kan eenvoudiger te gebruiken
zijn dan de piekrespons, maar is gevoelig voor ruis en
© 2021 Radiodetection Ltd
tot het pictogram
van de
bereikt
ook
tot het pictogram
van de
mag niet gebruikt worden voor lokaliseren, met
uitzondering van gebieden waar geen ruis aanwezig is.
Geleidemodus biedt betere prestaties in dergelijke
omstandigheden
balkgrafiek combineren met geleidepijltjes voor snel en
nauwkeurig lokaliseren.
5.4 Kompas
Het LCD-kompas biedt een visuele indicatie van de
richting van de doelkabel, -pijpleiding of -sonde. Het
kompas is beschikbaar voor alle frequenties, met
uitzondering van Voeding, Radio en Passief.
5.5 Traceren
de
Lijntracering kan versneld worden door de kabelzoeker
in de geleidemodus te zetten.
Beweeg de kabelzoeker van links naar rechts en wandel
langs het pad van de lijn om de doelpositienaald direct
boven de lijn te plaatsen. Als u met de kabelzoeker over
de lijn beweegt, geven de pijlen naar links en rechts (en
de daarbij behorende geluiden) aan of de doellijn zich
links of rechts van de kabelzoeker bevindt.
5.6 Exacte locatie vaststellen
Door het lokaliseren van een doellijn in piek- of piek+-
modus legt u nauwkeurig de positie van een doellijn vast
nadat deze getraceerd is en de positie ongeveer bekend
is. Begin met gemiddelde uitvoervoeding van de zender,
gemiddelde frequentie op de zender en kabelzoeker en
piek- of piek+-modus op de kabelzoeker.
Stel de gevoeligheid van de kabelzoeker in op ongeveer
50% door op de toetsen
LET OP: het kan nodig zijn het gevoeligheidsniveau aan
te passen tijdens het lokaliseren om de balkgrafiek op
schaal te houden.
1
Met de antenne loodrecht op de lijn, maakt u
kruislingse bewegingen over de lijn. Stel het punt
van maximale respons vast.
2
Zonder de kabelzoeker te bewegen, draait u hem
rond als op een spil. Stop op het punt van maximale
respons.
3
Houd de kabelzoeker verticaal met de antenne net
boven de grond en verplaats de kabelzoeker van de
ene kant naar de andere over de lijn. Stop op het
punt van maximale respons.
4
Met het einde van de antenne in de buurt van de
grond, herhaalt u stap 2 en 3.
5
Markeer de positie en richting van de lijn.
Herhaal de stappen van de procedure om de
nauwkeurigheid te verhogen.
en
Piek+-modus
kan
en
te drukken
de
piek-
24