Afstellen van de gewasopraaptijd
Pas stand van de curvebaan in de rotor aan voor het af-
stellen van de gewasopraaptijd. De afstelinrichting be-
vindt zich onder de rotor.
De fabriekinstelling is 70 mm (3 in) (A). Voor een eerdere
of latere gewasopraaptijd moet de afstelling als volgt wor-
den gewijzigd.
1. Draai de borgmoeren los (1) met een sleutel 30 mm
(1.2 in).
2. Vroege gewasopraaptijd – afstand 70 mm (3 in).
3. Late gewasopraaptijd – afstand 70 mm (3 in).
4. Draai de borgmoeren vast.
De gewasopraaptijd is belangrijk voor de zwadvorming
van de rotor. In verschillende gewascondities kan het no-
dig zijn om het ogenblik te wijzigen waarop het harkar-
menstel naar onder of naar boven wordt gezet.
Afstellen van de werkbreedte
Zie pagina 4-9.
Afstellen van de rotorhoek
Voor het afstellen van de rotorhoek in rijrichting bevinden
zich twee spillen tussen de assteun en het chassis.
Af fabriek staan de spillen afgesteld op een lengte van
245 mm (10 in). In deze stand staat de rotor aan voor-
zijde ongeveer 3 cm (1 in) lager dan aan achterzijde (A).
Deze afstelling is nodig om een goed resultaat te krijgen.
Als het gewas in het midden van de rotor blijft liggen, staat
de rotor aan de voorkant te hoog afgesteld. In dat geval
is het noodzakelijk om de spillen af te stellen.
Afstellen van de zijdelingse rotorhoek
Voor afzonderlijke afstelling voor verschillende gewassen
is het binnenste steunwiel op het rotorchassis op een ex-
centrische astap geplaatst (1).
Verwijder de bevestigingsbout (2) uit het middelste gat en
verdraai de astap met een sleutel 30 mm (1.2 in) om de
afstelling te wijzigen.
Er zijn zes instelmogelijkheden voor de astap.
Draai na het wijzigen van de afstelling de bevestigings-
bout weer vast.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN
6-6
1
ZEIL18HT00231AA
2
ZEIL18HT00232AA
3
ZEIL18HT00233AA