6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN
LET OP: Wees met name voorzichtig bij het aansluiten en
losmaken van het werktuig. Ga nooit tussen de trekker
en het werktuig staan om de draaiarmen aan te koppelen.
Houd alle onbevoegde personen uit de gevarenzone tot-
dat het aansluiten van de elektrische kabels, de hydrauli-
sche slangen en de aftakas is voltooid. Wees voorzichtig
met verkeerd gebruik van de bedieningselementen van de
tractor voordat u de aftakas aansluit en loskoppelt.
LET OP: Koppel de aftakas af, zet de motor uit en haal de
sleutel uit het sleutelcontact voordat u onderhoud en repa-
raties en de montage van het werktuig uitvoert. Blokkeer
de tractor en het werktuig zodat deze geen bewegingen
kunnen maken.
LET OP: Het maximum toeren per minuut bedraagt
540 RPM.
LET OP: De kabel voor de verlichtingen ligt zodanig dat
ongewild trekkerwielen onmogelijk is. Controleer dat de
verlichtingen (optioneel) werken.
LET OP: Blijf niet staan tussen de tractor en het werktuig
of onder de opgetilde rotorarm tijdens het heffen en neer-
laten. Er kan letsel optreden.
LET OP: Controleer voordat u de aftakas aan zet of er geen
mensen in de gevarenzone van het werktuig zijn.
LET OP: Controleer altijd of alle afschermingen goed zijn
gemonteerd voordat u werk uitvoert of op de openbare weg
rijdt.
LET OP: De bestuurder mag de tractor tijdens het werk
nooit verlaten. Zorg ervoor dat er zich geen personen in
de gevarenzone bevinden.
LET OP: Als u met de aftakas werkt, zorg er dan voor dat
er niemand in de buurt van de draaiende aftakas komt.
6-2