Rijd met een veilige snelheid om de controle en het ver-
mogen om te stoppen in geval van nood te waarborgen.
Vergrendel de rempedalen van de trekker gezamenlijk.
Maak nooit gebruik van onafhankelijk remmen bij trans-
portsnelheden.
Aangekoppelde ballastgewichten en werktuigen verande-
ren het rijgedrag, de besturing en de remcapaciteit van de
trekker. Zorg ervoor dat het extra gewicht van het werk-
tuig op de hefinrichting het rij-, stuur- en remvermogen
van de trekker niet beïnvloedt. Installeer gewichten aan
de voorzijde of repareer de remmen als de trekker niet
veilig is om te rijden.
Verlaag de snelheid tijdens bochten. Trekkers zijn niet
ontworpen voor snel bochtenwerk. Voorkom dat de ach-
terkant van het werktuig een obstakel raakt.
2 - VEILIGHEIDSINFORMATIE
Let bij draaien tijdens het transport goed op de overhang
en het schommelende gewicht van het werktuig.
Rem op de motor als u van heuvels rijdt. Niet op wallen
rijden.
Let op obstakels, vooral als uw voertuig extra breed is.
Neem de maximumbelastingen van bruggen in acht.
Als het transport ten einde is en voordat u de trekker ver-
laat, moet u het werktuig altijd op de grond zetten in de
parkeerstand, de motor van de trekker uitzetten, de par-
keerrem aanhalen en de sleutel uit het sleutelcontact ha-
len.
2-7