7. Controleer of de kleur van de tonercassette overeenkomt met de
kleursleuf en houd vervolgens de grepen van de tonercassette vast.
Schuif de cassette in de sleuf tot deze vastklikt.
8. Sluit de voorklep. Zorg ervoor dat de klep goed is gesloten en schakel
het apparaat in.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet.
DE BEELDEENHEID VERVANGEN
Wanneer de beeldeenheid is versleten, verschijnt het Smart Panel-
programmavenster op het computerscherm om aan te geven dat de
beeldeenheid moet worden vervangen. Anders stopt uw apparaat met
afdrukken.
1. Schakel het apparaat uit en wacht dan enkele minuten totdat het
apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
3. Houd de tonercassette vast aan de handgrepen en trek de vier
cassettes uit de printer.
4. Haal de cassette voor gebruikte toner uit het apparaat door middel van
de handgreep.
Onderhoud_ 68