Ports Configuration
(Poorten configureren)
In dit scherm kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven,
de status van elke poort controleren en een poort vrijgeven
die bezet wordt door een afgebroken taak.
Naar Ports
Configuration
Poorttype, aangesloten
apparaat en status
• Refresh (Vernieuwen): de lijst met beschikbare poorten
vernieuwen.
• Release port (Poort vrijgeven): de geselecteerde poort
vrijgeven.
Printers en scanners poorten laten delen
De printer kan via een parallelle poort of USB-poort worden
aangesloten op een hostcomputer. Omdat het MFP-apparaat
uit meer dan één apparaat bestaat (printer en scanner), moet
de toegang van "gebruiker"-toepassingen tot deze apparaten
via één I/O-poort goed worden geregeld.
Het Samsung Unified Linux Driver-pakket is voorzien van een
geschikt mechanisme voor het delen van poorten dat wordt
gebruikt door de printer- en scannerstuurprogramma's van
Samsung. De stuurprogramma's benaderen de apparaten via
de zogenaamde MFP-poorten. De huidige status van een MFP-
poort kan worden bekeken in het scherm Ports Configuration
(Poorten configureren). Door poorten te delen voorkomt u dat
u een functioneel blok van het MFP-apparaat benadert terwijl
een ander blok in gebruik is.
Wij raden u aan Unified Driver Configurator te gebruiken
als u een nieuwe MFP-printer configureert op het systeem.
In dit geval wordt u gevraagd een I/O-poort te kiezen voor
het nieuwe apparaat. Met deze keuze stelt u de meest geschikte
configuratie in voor de MFP-functionaliteit. Voor MFP-scanners
worden de I/O-poorten automatisch gekozen door de
stuurprogramma's zodat de juiste instellingen standaard
worden toegepast.
Alle beschikbare
poorten
33
Uw printer gebruiken onder Linux
Printereigenschappen
configureren
In het eigenschappenvenster dat u kunt openen vanuit
de printerconfiguratie, kunt u verschillende eigenschappen
voor uw apparaat als printer wijzigen.
1
Open Unified Driver Configurator.
Ga eventueel naar het scherm Printers Configuration.
2
Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers
en klik op Properties (Eigenschappen).
3
Het venster Printer Properties (Printereigenschappen)
wordt geopend.
Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
•General (Algemeen): locatie en naam van de printer
wijzigen. De naam die u op dit tabblad invoert, wordt
weergegeven in de printerlijst van het venster Printers
Configuration.
•Connection (Verbinding): een andere poort bekijken
of selecteren. Als u de printerpoort wijzigt van USB in
parallel of andersom terwijl de printer in gebruik is, moet
u de printerpoort op dit tabblad opnieuw configureren.
•Driver (Stuurprogramma): een ander
printerstuurprogramma bekijken of selecteren.
Klik op Options (Opties) als u de standaardopties
van het apparaat wilt instellen.
•Jobs (Taken): de lijst met afdruktaken weergeven. Klik
op Cancel job (Taak annuleren) om de geselecteerde
taak te annuleren. Schakel het selectievakje Show
completed jobs (Voltooide taken weergeven) in om
voltooide taken in de lijst op te nemen.
•Classes (Klassen): de klasse waartoe uw printer behoort.
Klik op Add to Class (Toevoegen aan klasse) om uw
printer aan een bepaalde klasse toe te voegen of klik op
Remove from Class (Verwijderen uit klasse) als u de
printer uit een geselecteerde klasse wilt verwijderen.
4
Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en sluit het
venster Printer Properties.