7. Na de zoekactie bevat het venster de apparaten voor het draadloze
netwerk. Selecteer de naam (SSID) van uw draadloze computer en
klik op Volgende.
Als u de draadloze configuratie handmatig instelt, klikt u op
Geavanceerde instelling.
•
Netwerknaam: typ de SSID van de draadloze computer.
Deze naam is hoofdlettergevoelig.
•
Werkingsmodus: selecteer Ad-hoc.
•
Kanaal: selecteer het kanaal (Auto-inst. of 2412 MHz tot
2467 MHz).
•
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: verificatie wordt niet gebruikt en codering wordt
gebruikt afhankelijk van de behoefte aan gegevensbeveiliging.
Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met
een juiste WEP-code dat toegang heeft tot het netwerk.
•
Codering: selecteer de codering (Geen, WEP64 of WEP128).
•
Netwerksleutel: voer de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
•
Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde van
de netwerkcodering.
•
WEP-sleutelindex: dit is ingeschakeld indien WEP wordt
ingesteld voor Codering na de selectie van Open syst.
of Ged. sleutel. Voer de WEP-sleutel in.
Nadat u de instellingen in Geavanceerde instelling hebt
voltooid, gaat u naar stap 9.
8. Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt. Selecteer
Open syst. of Ged. sleutel voor de verificatie en klik op Volgende.
•
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
ongeautoriseerde toegang tot uw draadloze netwerk verhindert.
WEP codeert het gegevensgedeelte van elk pakket dat wordt
uitgewisseld over een draadloos netwerk door middel van een
64-bits of 128-bits WEP-coderingssleutel.
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk wordt niet
weergegeven als het ad-hocnetwerk geen beveiligingsinstelling
heeft.
9. Het venster bevat de instelling voor het draadloze netwerk. Controleer
of de instellingen juist zijn. Klik op Volgende.
•
Voor de DHCP-methode:
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is, controleert
u of DHCP wordt vermeld in het venster. Als het venster echter
Statisch vermeldt, klikt u op TCP/IP wijzigen om de toewijzingsmethode
te wijzigen in DHCP.
•
Voor de statische methode:
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is, controleert
u of Statisch wordt vermeld in het venster. Als het venster echter
DHCP vermeldt, klikt u op TCP/IP wijzigen om het IP-adres en
andere netwerkconfiguratiewaarden van de printer in te voeren.
Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkconfiguratiegegevens van de computer weten. Als de draadloze
computer is ingesteld op DHCP, neemt u contact op met de
netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voorbeeld:
Als dit de netwerkgegevens van de computer zijn:
IP-adres: 169.254.133.42
Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van de printer:
IP-adres: 169.254.133. 43 (Gebruik het IP-adres van de computer,
maar met drie andere cijfers op het einde).
Subnetmasker: 255.255.0.0 (Gebruik het subnetmasker van de
computer).
Gateway: 169.254.133.1 (Vervang de laatste drie cijfers van het
27 _Aan de slag
IP-adres van de printer door een 1).
10. Het draadloze netwerk maakt verbinding volgens de
netwerkconfiguratie.
11. Als de instelling van het draadloze netwerk is voltooid, verwijdert
u de USB-kabel tussen de computer en het apparaat.
12. Selecteer de onderdelen die u wilt installeren.
Nadat u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de
printernaam wijzigen, de printer instellen om te worden gedeeld
in het netwerk, de printer instellen als standaardprinter en de
poortnaam van elke printer wijzigen. Klik op Volgende.
13. Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren
als gebruiker van een Samsung-printer zodat Samsung u hierover
informatie kan toesturen. Selecteer desgewenst het (de)
overeenkomstige selectievakje(s) en klik op Voltooien.
De printer aansluiten op een draadloos netwerk met
een toegangspunt
Items voorbereiden
Zorg dat de volgende items beschikbaar zijn.
•
Toegangspunt
•
Netwerkcomputer
•
Installatie-cd met printersoftware die bij de printer is geleverd
•
Printer voor het draadloze netwerk (uw apparaat)
•
USB-kabel
Infrastructuurnetwerken in Windows instellen
Als u alles bij de hand hebt, volgt u deze procedure:
1. Sluit de USB-kabel aan die bij het apparaat is geleverd.
2. Zet de computer, het toegangspunt en de printer aan.
3. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-rom-station van
uw computer.
4. De cd-rom wordt automatisch gestart en op het scherm verschijnt
een welkomstbericht. Selecteer een taal in de keuzelijst en klik op
Volgende.
5. Selecteer de optie Installatie van draadloze verbinding en klik
op Volgende.
6. De software zoekt naar apparaten in het draadloze netwerk.
Als de zoekactie mislukt, controleert u of de USB-kabel tussen
de computer en de printer juist is aangesloten. Volg verder de
instructies in het venster.