1
Gebruik van de truck
Beoogd gebruik
De machine mag alleen worden gebruikt voor
de beoogde doeleinden.
De machine is bedoeld voor het transporteren
en heffen van lasten zoals vermeld op het
lastindicatieplaatje, met inachtneming van de
instructies in deze bedieningsinstructies.
Beschadiging en storingen
Beschadigingen of andere storingen aan het
gemotoriseerde transportwerktuig moeten on-
middellijk worden gemeld bij het leidinggeven-
de personeel. Gemotoriseerd transportwerk-
tuig en voorzetapparatuur die gevaarlijk zijn
om mee te werken, mogen niet worden ge-
bruikt tot zij afdoende zijn gerepareerd.
Veiligheidssystemen en -schakelaars mogen
niet worden verwijderd of gedeactiveerd. Vas-
te instelwaarden mogen alleen worden gewij-
zigd met goedkeuring van de fabrikant.
Gevarenzone
De gevarenzone is het gebied waar personen
gevaar lopen door de bewegingen van het ge-
motoriseerde transportwerktuig, de werkuitrus-
ting, de lastdrager (bijv. voorzetapparatuur) of
de last die wordt gedragen. Hiertoe behoort
tevens het gebied binnen het bereik van val-
lende lasten of van een dalende of vallende
werkuitrusting.
Er mogen zich geen personen binnen de ge-
varenzone van een machine bevinden.
Werkgebied
Er mag alleen worden gereden op wegen
die door het bedrijf dat de machine gebruikt
of door diens vertegenwoordigers zijn goedge-
keurd voor verkeer. Er mogen zich geen ob-
stakels op de rijwegen bevinden. Lasten mo-
gen uitsluitend worden neergezet en opgesla-
gen op de daarvoor bedoelde plaatsen.
Rijwegen
Rijwegen moeten voldoende bestraat, vlak en
vrij van voorwerpen zijn. Afvoergoten, spoor-
10
wegovergangen en dergelijke moeten zodanig
geëgaliseerd zijn en, indien nodig, met rijpla-
ten worden afgedekt dat er zo schokvrij moge-
lijk overheen kan worden gereden.
Gemotoriseerde transportwerktuigen mogen
alleen worden gereden op rijwegen zonder
scherpe bochten, te steile hellingen en te
smalle of te lage doorgangen.
Hellingen mogen niet steiler zijn dan de in de
bedieningsinstructies vermelde waarden en ze
moeten een voldoende ruw oppervlak hebben.
Boven en onder aan de helling moeten vlakke
en gelijkmatige overgangen voorkomen dat de
last over de grond schuurt of dat het onderstel
beschadigd raakt.
De machines mogen niet worden geparkeerd
op een hellende ondergrond. Als dit niet kan
worden voorkomen, moet de machine worden
beveiligd met wielkeggen in aanvulling op de
geactiveerde parkeerrem.
Overschrijd de toegestane gebiedsbelasting
en de puntbelasting van de rijwegen niet. Er
moet voldoende afstand zijn tussen de hoog-
ste punten van de machine of de last en vaste
objecten in de omgeving.
In de EU dient er te worden voldaan aan
de geldige versie van richtlijn 89/654/EEG (Mi-
nimumvoorschriften inzake veiligheid en ge-
zondheid voor arbeidsplaatsen). Buiten de EU
zijn de nationale voorschriften van toepassing.
Gevarenzones van rijwegen moeten worden
beveiligd of gemarkeerd met de gebruikelijke
verkeersborden of, indien van toepassing, met
extra waarschuwingsborden.
Bij het rijden op de openbare weg moeten
de nationale voorschriften met betrekking tot
bestuurders en gemotoriseerde werktuigen in
acht worden genomen. Houd u aan landspeci-
fieke beperkingen voor wegen onder winterse
omstandigheden.
Brandbeveiliging
Het bedrijf dat de machine gebruikt, moet er-
voor zorgen dat er voor de desbetreffende
toepassing geschikte brandbeveiliging in de
1292 801 1602 NL - 07/2024 - 04
Inleiding