a. Begin bij % FVC: Dit vertegenwoordigt het percentage van de voorspelde FVC-waarde die moet worden
bereikt om de stimulering te laten beginnen tijdens de geforceerde manoeuvre.
b. Doelwaarden: Dit vertegenwoordigt de FVC die moet worden bereikt voor de stimulering om volledig
uit te spelen. Voor kaarsen vertegenwoordigt dit het volume waarbij alle kaarsen worden uitgeblazen.
Het doel zal % van de voorspelde voor de eerste uitblazing en % van het beste voor alle daaropvolgende
uitblazingen gebruiken.
Opmerking: Om deze stimuleringen te ontgrendelen, moet u uw software registreren (zie
8.2.2. VC‑instellingen
De volgende VC-instellingen zijn beschikbaar:
1. Parameters: Schakel de VC-parameters in of uit die vereist zijn voor het testen. Zie
2. Uitgebreide parameterinformatie
a. De kolommen in de tabel testresultaten kunnen worden weergegeven of verborgen.
b. De I-balken/grafiekindicatoren op de grafieken kunnen worden weergegeven of verborgen.
3. Testopties
a. Selecteer welke test(s) na elke test zichtbaar moeten zijn op de grafieken.
b. Selecteer of het systeem elke test automatisch accepteert/weigert op basis van ATS/ERS-
testkwaliteitscriteria.
4.
Stimuleringen: Kies uit een selectie van stimuleringen en configureer doelwaarden. Zie paragraaf 8.2.1
voor meer informatie
Opmerking: Om deze stimuleringen te ontgrendelen, moet u uw software registreren (zie
8.2.3. PCF‑instellingen
De volgende PCF-instellingen zijn beschikbaar:
1. Selecteer welke test(s) na elke test zichtbaar moeten zijn op de grafieken.
8.2.4. Nauwkeurigheidsinstellingen
De volgende algemene instellingen zijn beschikbaar:
1. Stel in of een dagelijkse kalibratieverificatiecontrole vereist is.
2. Omgevingsvariabelen kunnen worden weergegeven of verborgen.
8.2.5. ECG‑instellingen
De volgende ECG-instellingen zijn beschikbaar:
1. Parameters: Schakel de ECG-parameters in of uit die vereist zijn voor het testen. Zie
2. Opname-instellingen:
a. Maximumaantal opnamen
3. Instellingen voor analyse opnameduur:
a. Analyse QTc-parameter voor Glasgow-algoritme
4. Filterinstellingen:
a. Selecteer het juiste filter dat vereist is.
8.2.6. Instellingen voor MIP, MEP en SNIP
De volgende instellingen zijn beschikbaar:
1. Parameters: Schakel de parameters in of uit die vereist zijn voor het testen.
2. Uitgebreide parameterinformatie
a. De kolommen in de tabel testresultaten kunnen worden weergegeven of verborgen.
3. Testopties
a. Selecteer welke test(s) na elke test zichtbaar moeten zijn op de grafieken.
b. Selecteer de te gebruiken percentagelimiet voor herhaalbaarheid (alleen van toepassing op MIP en MEP).
8.2.7. Oscillometrie‑instellingen
De volgende instellingen zijn beschikbaar:
1. Oscillometrie inschakelen: het testtype in-/uitschakelen en Tremoflo configureren voor gebruik met
Spirotrac.
2.
Voer de gebruikersgegevens voor Tremoflo in, zie paragraaf 6.5
3. Oscillometrie configureren: wijzigingen in de instellingen van de Tremoflo-toepassing synchroniseren met
Spirotrac.
8.3. Groepsinstellingen
Er kunnen groepen worden aangemaakt om het toewijzen van testpersonen aan groepen te vergemakkelijken,
zoals verschillende zorgklinieken of arbo-bedrijven.
1. Als u een nieuwe groep wilt aanmaken, selecteert u de knop Maken en volgt u de instructies op het scherm.
2. Als u een testpersoon aan een groep wilt toewijzen, gaat u naar het scherm Testpersoon toevoegen/bewerken
en gebruikt u het vervolgkeuzemenu om de gewenste groep te selecteren.
3. Als u de testpersoonszoekopdracht standaard op een specifieke wilt instellen, selecteert u een groep als
Pagina 28 van 40
Een wereldleider in ademhalingsdiagnostiek
paragraaf
10.4).
paragraaf
6.1.2.1.
paragraaf
10.4).
paragraaf
6.2.2.
DT_0006 Nummer 17