7. Apparaatbeheer
7.1. Beheer van kalibratieverificatie in Spirotrac
Alle spirometrienormen (bijv. ATS/ERS/BTS/ANZRS) raden aan om minimaal dagelijks de kalibratie van
longfunctiemeetapparaten te controleren met een 3 liter-spuit (ongeacht de flowmeettechnologie) om
te valideren dat het instrument nauwkeurig metingen uitvoert. Het systeem mag zich nooit buiten de
kalibratielimieten bevinden, tenzij het meetinstrument beschadigd of defect is. In dit geval raadpleegt u het
'Overzicht fouten en oplossingen'. Bij normaal gebruik wordt kalibratietraceerbaarheidscertificering aanbevolen
als onderdeel van de normale jaarlijkse onderhoudsbeurt.
De ATS/ERS-aanbevelingen vereisen dat het verschil tussen het volume gemeten door de spirometer en het
volume dat vanuit een injectiespuit in de spirometer wordt gepompt, binnen ± 3% ligt (± 2,5% voor spirometers
plus ± 0,5% voor kalibratiespuiten).
De gebruikerskalibratie moet routinematig worden gecontroleerd:
• voordat het instrument wordt gedemonteerd
• nadat het instrument is gedemonteerd
• na reiniging
• als er schade wordt vermoed
• na jaarlijkse onderhoudscontroles
• na het aanpassen van de kalibratie
• als de flowkop is gevallen
De
apparatuur die wordt gebruikt om de kalibratieverificatie uit te voeren, moet zelf gecertificeerd en
traceerbaar zijn overeenkomstig nationale of internationale normen. Alle meetapparatuur moet jaarlijks
worden gecontroleerd op nauwkeurigheid. Hoewel dit geen gespecificeerde vereiste is, wordt jaarlijks
routineonderhoud aan deze apparatuur ten zeerste aanbevolen. Verplichte dagelijkse kalibratieverificatie kan
worden in- en uitgeschakeld in de instellingen van de toepassing (zie
Opmerking: Het wordt aanbevolen de Vitalograph Precision 3-literspuit te gebruiken voor het uitvoeren van
nauwkeurigheidscontroles. Deze biedt een nauwkeurigheid van +/-0,5%.
7.1.1. Een kalibratieverificatie uitvoeren
U voert als volgt een kalibratieverificatie uit:
1. Bevestig de flowkop van het Vitalograph-apparaat aan de precisiespuit.
2. Selecteer op het hoofddashboard de link Kalibratieverificatie uitvoeren.
3. Pomp de lucht door de flowkop volgens de instructies om ervoor te zorgen dat de flowkop op
kamertemperatuur is voordat de kalibratieverificatie wordt uitgevoerd.
4. Voer het verplichte serienummer en het spuitvolume van de spuit in.
a. Optionele informatie over de temperatuur, omgevingsvochtigheid, barometrische druk en hoogte kan
ook in de beschikbare velden worden ingevoerd. Als de temperatuur niet wordt ingevoerd, wordt deze
automatisch gemeten door het apparaat.
5. Selecteer de knop Start en volg de instructies op het scherm.
6. Druk voor elke slag de injectiespuit in en trek deze onmiddellijk terug met een soepele, stevige slag (niet te
langzaam) onder behoud van een consistente flowsnelheid, om zowel de expiratie als de inspiratoire druk
te controleren.
7. Er zijn drie herhaalbare injectiespuitslagen van minder dan 3% van het injectiespuitvolume vereist. Het
wordt aanbevolen om verschillende
8. Volg de instructies op het scherm. De software geeft aan of de kalibratie moet worden aangepast of niet.
Als er een aanpassing wordt uitgevoerd, moet de kalibratieverificatie worden herhaald.
9. Er wordt een foutbericht over defecte apparatuur of onjuiste techniek weergegeven als drie opeenvolgende
slagen buiten de reproduceerbaarheidslimiet van 3% vallen of als het verschilpercentage van het
injectiespuitvolume meer dan 25% bedraagt. Neem contact op met Vitalograph als de storing aanhoudt.
7.1.2. Kalibratieverificatiehistorie weergeven/exporteren/afdrukken
Spirotrac houdt een logboek met de kalibratiegeschiedenis bij
de Pneumotrac in Spirotrac wordt bijgewerkt. U kunt het logboek met de kalibratiegeschiedenis bekijken en
exporteren:
1. Bekijk de kalibratiegeschiedenis door op het hoofddashboard te klikken onder Kalibratieverificatie en
Pagina 26 van 40
flowsnelheden
te gebruiken.
dat
iedere keer na een kalibratiecontrole met
Een wereldleider in ademhalingsdiagnostiek
paragraaf
8.2.4).
DT_0006 Nummer 17
NL