Inhoudsopgave
Advertenties
Spirotrac 6 - Gebruiksaanwijzing
Verificatiegeschiedenis te selecteren. Er wordt een lijst met alle kalibratieverificaties weergegeven. Als
u meer informatie wilt bekijken, selecteert u een afzonderlijke kalibratie uit de lijst. Er zijn filteropties
beschikbaar.
2. Selecteer de knop Exporteren.
3. Kies de gewenste filteroptie en noteer de exportlocatie voordat u Exporteren selecteert. Het geëxporteerde
logboek kan worden afgedrukt via Microsoft Excel.
7.2. Een ander apparaat selecteren
Spirotrac onthoudt het laatst gebruikte apparaat voor elk testtype. U kunt als volgt het geselecteerde
apparaat wijzigen:
1. Bij het selecteren van Test starten klikt u op Een ander apparaat selecteren voordat u het vereiste testtype
selecteert.
2. Selecteer het vereiste testtype. Spirotrac toont de lijst met gedetecteerde apparaten.
3. Selecteer het vereiste apparaat en ga verder met testen zoals beschreven in
8. Software‑instellingen
Selecteer op het dashboard het pictogram Instellingen in het hoofdmenu. Hier kunt u de instellingen voor
verschillende functies aanpassen.
8.1. Instellingen voor testpersoongegevens
Hiermee kan de gebruiker selecteren welke invoervelden voor testpersoongegevens beschikbaar zijn.
1. Gegevensinvoervelden kunnen worden ingeschakeld/uitgeschakeld. Als een veld is uitgeschakeld, wordt het
veld niet weergegeven op de invoer-/bewerkingsschermen voor testpersonen.
2. U kunt een selectie van aangepaste velden gebruiken om aanvullende informatie vast te leggen, bijvoorbeeld
het beroep van een testpersoon.
3. De voor lengte en gewicht gebruikte meeteenheden kunnen worden geconfigureerd.
8.1.1. Bevolkingsgroepen en voorspelde waarden
H iermee kan de gebruiker de beschikbare bevolkingsgroepen configureren. Standaard zijn de voorspelde sets
die worden gebruikt zoals aanbevolen door het Global Lung Function Initiative (GLI).
1. Bevolkingsgroepen kunnen worden aangepast door een geschikte voorspelde set met die groepen uit te
lijnen en tegelijkertijd een correctiefactor toe te passen.
2. Bevolkingsgroepen kunnen worden aangepast door een geschikt etnisch kenmerk uit te lijnen.
3. De bevolkingsgroep kan ook opnieuw worden gelabeld.
4. Bevolkingsgroepen kunnen zo nodig worden ingeschakeld/uitgeschakeld.
5. Om een nieuwe bevolkingsgroep aan te maken, selecteert u de knop Maken en volgt u de instructies op
het scherm.
Opmerking: Voorspelde sets zijn vernoemd naar de auteur/paper en bevatten een subset van parameters.
Alle andere voorspelde parameters worden overgenomen uit de achtergrondset van Vitalograph. Voor meer
informatie over dit contact met Vitalograph (Raadpleeg contactinformatie aan het begin van deze handleiding)
8.2. Testinstellingen
Hiermee kan de gebruiker algemene testinstellingen configureren:
Tekst van bezoeklabel
Aanmaaktype bezoek: Automatisch of Handmatig. Met Handmatig kunnen geavanceerde gebruikers een
bezoek aanmaken en aanvullende informatie registreren voordat ze beginnen met testen.
8.2.1. FVC‑instellingen
De volgende FVC-instellingen zijn beschikbaar:
1. Parameters: Schakel de FVC-parameters in of uit die vereist zijn voor het testen (zie
2. Uitgebreide parameterinformatie:
a. De kolommen in de tabel testresultaten kunnen worden weergegeven of verborgen.
b. De informatie op het tabblad Analyse kan worden weergegeven of verborgen.
c. De I-balken/grafiekindicatoren op de grafieken kunnen worden weergegeven of verborgen.
3. Interpretaties: Configureer de beschikbaarheid van interpretatie-informatie, zoals Systeeminterpretatie.
4. Referentiecurve: Stel een referentiesessie in voor een testpersoon om vergelijkingen tussen een
baselinesessie en de huidige sessie te vergemakkelijken (zie
5. Testopties
a. Selecteer welke test(s) tijdens de test zichtbaar zijn op de grafieken.
b. Selecteer of het systeem elke test automatisch accepteert/weigert op basis van ATS/ERS-
testkwaliteitscriteria.
6. Stimuleringen: Kies uit een selectie van stimuleringen en configureer doelwaarden.
paragraaf
6.
paragraaf
paragraaf
6.1.7).
09529 Nummer 12
6.1.2.2).
Pagina 27 van 40
Advertenties
Inhoudsopgave
