2 Veiligheid
Reinig het apparaat, de accessoires ervan en de maskers uitsluitend volgens de
bijbehorende gebruiksaanwijzing.
Gebruik geen ozon-reinigingsapparaten voor huishoudelijk gebruik.
2.2 Algemene aanwijzingen
•
Het gebruik van artikelen van derden kan tot incompatibiliteit met het apparaat leiden.
Houd er rekening mee dat in deze gevallen elke aanspraak op garantie en
aansprakelijkheid vervalt, wanneer niet de in de gebruiksaanwijzing aanbevolen
accessoires of geen originele reserveonderdelen worden gebruikt.
•
Laat maatregelen als reparaties, onderhouds- en herstelwerkzaamheden alleen door
de fabrikant of door de fabrikant uitdrukkelijk geautoriseerd vakkundig personeel
uitvoeren.
•
Sluit alleen apparaten en modules aan die volgens deze gebruiksaanwijzing zijn
toegestaan. De apparaten moeten voldoen aan de desbetreffende productstandaard.
Plaats niet-medische apparaten buiten de patiëntenomgeving.
•
Voor het apparaat gelden speciale voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de EMC
(elektromagnetische compatibiliteit). Tussen het apparaat en de apparaten die HF-
straling uitzenden (bijv. mobiele telefoons) moet een afstand van minstens 30 cm
worden aangehouden. Dat geldt ook voor accessoires zoals antennekabels en externe
antennes. Niet-inachtneming kan ertoe leiden dat de functie-eigenschappen van het
apparaat minder worden.
•
Gebruik het apparaat niet buiten de voor dit apparaat voorgeschreven EMC-omgeving
(zie "1.1 Toepassingsdoel", pagina
gebruiker als gevolg van magnetische storingen te voorkomen. Gebruik het apparaat
niet wanneer het huis, de kabels of andere inrichtingen voor de elektromagnetische
afscherming beschadigd zijn.
•
Gebruik het apparaat niet direct naast andere apparaten of in gestapelde vorm.
Anders kunnen er storingen ontstaan. Indien de werking direct naast andere
apparaten of in gestapelde vorm nodig is, observeer dan alle apparaten om er voor te
zorgen dat alle apparaten correct werken.
•
Gebruik alleen accessoires van de fabrikant. In het bijzonder elektrische
verbindingsleidingen van derden kunnen een storing van het apparaat veroorzaken.
•
Het gebruik van een slangverwarming produceert in combinatie met het apparaat een
iets hogere temperatuur bij de opening van de patiëntenaansluiting.
•
De exploitant is er verantwoordelijk voor dat de instelling van de therapeutische druk
voor iedere patiënt individueel werd bepaald met de te gebruiken configuratie van het
apparaat inclusief de accessoires.
4), om ongewenste gebeurtenissen voor patiënt of
|
NL
9