Sym-
Verwarmingsmetho-
bool
de
Hetelucht Eco
Boven- en onder-
warmte Eco
Circulatiegrillen
Grill, groot
Grill, klein
Pizzastand
Langzaam garen
Onderwarmte
Warm houden
Servies voorverwar-
men
5.2 Stoommethoden
Hier vindt u een overzicht van de stoommethoden en het gebruik ervan.
Sym-
Verwarmingsmetho-
bool
de
Stomen
Regenereren
Deeg-rijsstand
Ontdooien
Temperatuurbe-
Gebruik en werkwijze
reik
Eventuele extra functies
30 - 250 °C
Gekozen gerechten zonder voorverwarmen op een niveau voor-
zichtig garen.
De ventilator verdeelt de warmte van het ronde verwarmingsele-
ment aan de achterkant gelijkmatig in de binnenruimte. Het pro-
duct wordt in fasen bereid met behulp van restwarmte.
Het meest doeltreffend is de verwarmingsmodus tussen 125 -
250 °C.
Houd de deur van het apparaat tijdens het bereiden gesloten.
Deze verwarmingsmethode wordt voor het bepalen van het ener-
gieverbruik in de circulatieluchtmodus en de energieklasse ge-
bruikt.
30 - 250 °C
Gekozen gerechten voorzichtig garen.
De warmte komt van boven en van onderen.
Het meest doeltreffend is de verwarmingsmodus tussen 150-250
°C.
Deze verwarmingsmethode wordt gebruikt voor het bepalen van
het energieverbruik in de conventionele modus.
30 - 250 °C
Gevogelte, hele vis of grotere stukken vlees braden.
Het grillelement en de ventilator schakelen afwisselend in en uit.
De ventilator wervelt de hete lucht rond het gerecht.
Grillstanden:
Platte grillstukken, zoals steaks, worstjes of toast grillen. Gerech-
1 = zwak
ten gratineren.
2 = gemiddeld
Het hele oppervlak onder de grill wordt heet.
3 = sterk
Grillstanden:
Kleine hoeveelheden grillen, zoals steak, worstjes of toast. Kleine
1 = zwak
hoeveelheden gratineren.
2 = gemiddeld
Het middelste oppervlak onder de grill wordt heet.
3 = sterk
30 - 250 °C
Pizza's of gerechten klaarmaken die warmte van onderen nodig
hebben.
Het onderste verwarmingselement en het ronde verwarmingsele-
ment aan de achterwand zijn ingeschakeld.
70 - 120 °C
Kort aangebraden, mals vlees in open vormen voorzichtig en
langzaam garen.
De warmte komt bij een lage temperatuur gelijkmatig van boven
en van onderen.
30 - 250 °C
Gerechten nabakken of au bain-marie bereiden.
De warmte komt van onderen.
60 - 100 °C
Gegaarde gerechten warmhouden.
30 - 70 °C
Servies voorverwarmen.
Temperatuur
Gebruik
30 - 100 °C
Groente, vis en bijgerechten klaarmaken. Fruit uitpersen. Levens-
middelen blancheren.
80 - 180 °C
Bordgerechten en bakwaren behoedzaam opnieuw opwarmen.
Door de toegevoerde stoom drogen de gerechten niet uit.
30 - 50 °C
Laten rijzen van deeg, rijpen van yoghurt.
Het deeg rijst duidelijk sneller dan bij kamertemperatuur. Het op-
pervlak van het deeg droogt niet uit.
30 - 60 °C
Groente, vlees, vis en fruit behoedzaam ontdooien.
Door de vochtigheid droogt u gerechten niet uit en vervormt u ze
niet.
Functies nl
9