Download Print deze pagina

EINHELL FREELEXO Originele Handleiding pagina 175

Verberg thumbnails Zie ook voor FREELEXO:

Advertenties

5. Inbedrijfstelling
Lees de hele handleiding, voordat u begint
met de installatie van de maairobot. Hoe
goed de maairobot later werkt is afhankelijk
van de kwaliteit van de installatie.
5.1 Werkingsprincipe
De maairobot kiest zijn richting bij toeval. De
tuin wordt daarbij volledig gemaaid, doordat de
maairobot alle delen binnen het door de begren-
zingsdraad (18) ingesloten vlak bewerkt. Zodra
de maairobot een correct geïnstalleerde begren-
zingsdraad (18) herkent, draait hij zich om en
rijdt in een andere richting binnen het vlak. Alle
delen die u binnen het vlak wilt beschermen – bijv.
tuinvijvers, bomen, meubels of bloembedden
– moeten eveneens met de begrenzingsdraad
(18) worden afgeschermd. De begrenzingsdraad
(18) moet een gesloten cirkel vormen. Indien de
maairobot binnen het maaigebied op een hinder-
nis stuit, dan rijdt hij terug en maait verder in een
andere richting (afbeelding 3).
5.2 Sensoren
De maairobot is uitgerust met meerdere veilig-
heidssensoren.
Optilsensor:
Als de robotmaaier van achteren meer dan
30° van de grond wordt opgetild of de voor-
wielen (12) het contact met de grond verlie-
zen, worden de robotmaaier en de rotatie van
de messen (10) onmiddellijk gestopt.
Hellingsensor:
Indien de maairobot sterk in één richting helt,
dan wordt de robot en de rotatie van de klin-
gen (10) meteen gestopt.
Hindernissensor:
De maairobot herkent hindernissen op zijn
pad. Wanneer de maairobot op een hindernis
stuit, dan wordt de robot en de rotatie van de
klingen meteen gestopt en rijdt hij terug weg
van de hindernis.
Regensensor:
De robotmaaier is uitgerust met een regen-
sensor (5) om te voorkomen dat hij in de
regen werkt. De robotmaaier keert terug naar
het laadstation (19) wanneer regen wordt ge-
detecteerd en wordt daar volledig opgeladen.
Nadat de regensensor (5) weer droog is, blijft
de robotmaaier voor een bepaalde tijd in het
laadstation (19). Pas daarna wordt het werk
hervat, op voorwaarde dat hij zich nog steeds
in een actief werkvenster bevindt. Als de
Anl_FREELEXO_SPK13.indb 175
Anl_FREELEXO_SPK13.indb 175
NL
sensor wordt geactiveerd, verschijnt er een
wolkje. Sluit de twee metaalsensoren niet kort
met metaal of een ander geleidend materiaal.
Dit belemmert de correcte werking van de
robotmaaier.
5.3 Voorbereiding
Maak eerst een schets van uw gazon. Teken ook
hindernissen mee in en werk een plan uit hoe
u deze wilt beschermen. Daardoor wordt het
eenvoudiger om een goede plaats voor het laad-
station (19) te vinden en de begrenzingsdraad
(18) rond struiken, bloembedden enz. te leggen
(afbeelding 4). Als het gras hoger is dan 60 mm,
dan moet het worden gekort om de maairobot
niet overmatig te belasten en de effi ciëntie niet
te verlagen. Gebruik daarvoor een conventionele
grasmaaier of een trimmer.
Haal alle losse voorwerpen die door de maairobot
kunnen worden beschadigd of die de robot kun-
nen beschadigen, weg van het gras.
Houd de volgende gereedschappen bij de hand:
hamer, tang, isolatietang en waterpas (optioneel).
Montage van de accu
Voor de inzet van de maairobot is een accu (A)
van de Power-X-Change serie nodig. Opgelet: de
accu (A) kan al naargelang modelvariant niet zijn
meegeleverd met uw maairobot. Open het deksel
van het accuvak (9). Druk op de grendelknop van
de accu (A) en schuif de accu (A) in de daartoe
voorziene houder. Sluit het deksel van het accu-
vak (9) en let erop dat dit correct vastklikt (afbeel-
ding 10). Om de accu (A) te verwijderen opent u
het deksel van het accuvak (9). Druk op de gren-
delknop van de accu (A) en trek deze (A) eruit.
5.4 Laadstation
5.4.1 Standplaats van het laadstation
Zoek eerst de beste plaats voor het laadstation
(19). Er is een contactdoos voor buiten nodig die
permanent stroom levert, opdat de maairobot al-
tijd functioneert. Het laadstation (19) moet op een
vlakke ondergrond op de hoogte van de grasnerf
worden geplaatst. Zorg ervoor dat de omgeving
vlak en droog is. Kies een plaats in de schaduw,
aangezien de accu het best wordt geladen in een
koele omgeving. Zorg er bovendien voor dat de
begrenzingsdraad minstens 2 m vóór het laad-
station (19) recht wordt gelegd (afbeelding 5a).
Bochten vlak voor het laadstation (19) kunnen
tot moeilijkheden leiden bij het aandokken om te
laden.
Zorg er ook voor dat het laadstation zich op een
locatie binnen een WiFi-bereik bevindt om de ro-
- 175 -
31.10.2024 13:26:36
31.10.2024 13:26:36

Advertenties

loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

34.139.3621014