In bedrijf nemen
Voorbeeld
9.2 Instellen van de pompcapaciteit
36
Tab. 6: Inputgegevens
Pompcapaciteit bij middel‐
matige tegendruk:
Gewenste pompcapaciteit:
Tegendruk:
Tab. 7: Berekening en resultaten
Correctiefactor volgens dia‐
gram:
in te stellen pompcapaciteit:
Slaglengte volgens nomo‐
gram:
Slagfrequentie volgens
nomogram:
–
Voor hoogviskeuze media en uitgassende
media, een grote slaglengte en een lage slag‐
frequentie kiezen.
Bij uitgassende media met viscositeit ≤ 20
–
mPas zelfontluchtende doseerkop gebruiken.
–
Voor een optimale vermenging kleine slag‐
lengte en hoge slagfrequentie kiezen.
Voor een nauwkeurige dosering moet de slag‐
–
lengte, indien mogelijk, niet kleiner worden
gekozen dan 30%; bij maximale druk moet de
slaglengte hier zijn:
.
–
≥ 60% voor type 1601,
≥ 40% voor type 1201 en 1002,
–
≥ 20% voor type 0803;
–
Bij lagere druk kan de slaglengte verder
worden gereduceerd.
VOORZICHTIG!
Stel de slaglengte uitsluitend in bij een draaiende
pomp.
Wanneer de slaglengte-instelknop (14) wordt
bediend zonder dat eerst de vergrendeling (15) is
losgemaakt, dan wordt de afstelling van de slag‐
lengte-instelknop versteld!
Wanneer de instelinstructies niet worden opge‐
volgd, is een foutieve dosering mogelijk.
Voorwaarden:
Het installeren en de inbedrijfstelling van de pomp is afgesloten.
De instelwaarden zijn op basis van het nomogram bepaald.
11,9 l/h (zie capaciteitsgege‐
vens)
6 l/h
8 bar
0,9
6 l/h / 0,9 = 6,66 l/h
80%
80 slagen/min.