12.1 Kabelverbinding van de besturingseenheid en
functie-eenheid
Voordat u de besturingseenheid op de orthese vastzet, moet u via de
aansluitkabel een verbinding met de functie-eenheid van het systeem-
kniegewricht tot stand brengen.
1 Steek de aansluitkabel in de aansluiting van de functie-eenheid
(afb. 23) en draai de gekartelde schroefdraadbus vast.
2 Zet de kabelafdekking op het aansluitpunt en zet deze vast met
behulp van de meegeleverde verzonken schroef (afb. 24).
3 Steek de aansluitkabel in de aansluiting van de besturingseenheid
(afb. 25) en draai de gekartelde schroefdraadbus vast.
4 Zet de besturingseenheid met behulp van de meegeleverde verzon-
ken schroeven aan de ortheseschaal vast.
13. Controle van de basisopbouw van de orthese
Let vóór de ingebruikname op een correcte opbouw van de orthese.
Daarna kunt u met de Expert-app verdere instellingen bij de orthese
uitvoeren. Meer informatie over de correcte opbouw van de orthese
vindt u bovendien in de online-tutorials in het gedeelte "Handing Over
the Orthosis" op onze website evenals op ons YouTube-kanaal.
Op de werkbank
Onafhankelijk van de plantairflexie is bij automatische systeemkniege-
wrichten een gerichte instelling van de dorsaalaanslag noodzakelijk voor een correcte werking van
de orthese. De dorsaalaanslag beïnvloedt het moment van ontgrendelen van het systeemkniegewricht in mid
stance. Bovendien zorgt deze ervoor dat op de orthese of het systeemkniegewricht een extensiemoment wordt
uitgeoefend dat voor het ontgrendelen noodzakelijk is.
Zet het voetgedeelte van de orthese vast in de schoen van de patiënt en zet de orthese op de werkbank.
De dorsaalaanslag van het systeemenkelgewricht moet daarbij zodanig ingesteld zijn dat de loodlijn van het
midden van de bovenbeenschaal loodrecht naar beneden ventraal vóór het systeemenkelgewricht tussen enkel-
draaipunt en afrollijn loopt.
Statisch bij de patiënt
Voor de controle van de correcte statische opbouw van de orthese moet de patiënt de orthese dragen en met
parallel t.o.v. elkaar staande voeten rechtop staan. Vanaf opzij bekeken moet de loodlijn van het zwaartepunt
van het lichaam loodrecht naar beneden ventraal vóór het systeemenkelgewricht tussen enkeldraaipunt en
afrollijn lopen. Het verloop van de loodlijn op kniehoogte blijkt uit de individuele uitgangspositie. Door het dra-
gen van de orthese ontstaan vervormingen van zachte delen. Deze vervormingen bewerkstelligen een verplaat-
sing van de loodlijn naar voren. Houd hier rekening mee door een eventuele bijstelling van de dorsaalaanslag.
Als de dorsaalaanslag correct is ingesteld, ontstaat een hefboomwerking tussen voorvoet en onderbeen (acti-
vering van de hefboomwerking van de voorvoet). Dit brengt de patiënt in een stabiel evenwicht (hij is in staat
zichzelf in balans te houden) en produceert het noodzakelijke kniestrekkende moment.
18
Afb. 23
Afb. 24
Afb. 25