240
Verzorging van de auto
Sneeuwkettingen
Sneeuwkettingen zijn alleen toege‐
staan op de vooras.
Fijne sneeuwkettingen gebruiken, die
(inclusief kettingslot) maximaal
9 mm buiten het loopvlak en de
binnenkant van de band uit steken.
9 Waarschuwing
Beschadigingen kunnen een klap‐
band veroorzaken.
Sneeuwkettingen zijn op alle toege‐
laten bandenmaten voor de auto
toegestaan.
Compact reservewiel
Het gebruik van sneeuwkettingen op
een compact reservewiel is niet
toegestaan.
Bandenreparatieset
Lichte beschadigingen van de loop‐
vlakken van de banden kunnen met
de bandenreparatieset worden
verholpen.
Vreemde voorwerpen niet uit de
banden verwijderen.
Beschadigingen die groter zijn dan
4 mm of die in de bandwang zitten,
kunnen niet met de bandenreparatie‐
set worden verholpen.
9 Waarschuwing
Niet sneller rijden dan 80 km/u.
Niet langdurig gebruiken.
Bestuurbaarheid en rijeigen‐
schappen worden mogelijk nade‐
lig beïnvloed.
Bij een lekke band:
Zet de parkeerrem aan en schakel de
eerste versnelling, achteruitversnel‐
ling of P in.
Open de klep van de opbergvakken
voetenruimte 3 77.
De bandenreparatieset ligt in het
opbergvak onder de voorstoel rechts.
1. Verwijder de fles met afdichtmid‐
del en de compressor.
2. Neem de sticker met de snel‐
heidslimiet van de fles met
afdichtmiddel en plak deze in het
zicht van de bestuurder.