136
Klimaatregeling
● luchtdebiet x
● koeling A/C
● luchtrecirculatie u
● achterruit- en buitenspiegelver‐
warming e
Verwarmbare achterruit e 3 45.
Verwarmbare buitenspiegels e
3 41.
Temperatuur n
Temperatuur aanpassen door n op de
gewenste temperatuur te draaien.
HI : warm
LO : koud
De verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtverdeling l, M, K
l : naar de voorruit en de voorste
zijruiten
M : naar hoofdhoogte via de verstel‐
bare luchtroosters
K : naar de voetenruimte
Alle combinaties zijn mogelijk.
Luchtdebiet x
Pas de luchtopbrengst aan door x op
de gewenste snelheid te draaien.
rechtsom : vergroten
linksom
: verkleinen
Koeling A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. Het led-lampje in de knop
brandt om activering aan te geven.
Koeling werkt alleen bij een draai‐
ende motor en ingeschakelde venti‐
lator.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht zodra de buiten‐
temperatuur iets boven het vriespunt
ligt. Er kan zich dan condens vormen
en onder de auto op de grond drup‐
pelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Geactiveerde koeling kan een Auto‐
stop verhinderen. Stop/Start-systeem
3 152.
Luchtrecirculatiesysteem u