Inbedrijfstelling
5.3 Dichtheid controleren
Ongeschikte kabels, kabelschroefverbindingen en/of steekverbindingen
Gevaar voor elektrische schokken en materiële schade
• Gebruik uitsluitend kabelschroefverbindingen/steekverbindingen die aan de vereisten van
• Draai de kabelschroefverbindingen volgens de informatie in de betreffende handboeken/
• Sluit de ongebruikte kabelopeningen voor de elektrische aansluitingen af.
• Gebruik bij het vervangen van kabelschroefverbindingen enkel kabelschroefverbindingen
• Controleer na de installatie of de kabels stevig vastzitten.
5.3
Dichtheid controleren
Dichtheid van de meetgasweg controleren
Voer voor de inbedrijfstelling of na elke onderhoudsmaatregel die de sensor of de gasweg
betreft, een dichtheidscontrole uit. Dit gebeurt als volgt:
1. Verbind de meetgasuitgang met een manometer voor relatieve druk (b.v. U-buis-manometer
met meetbereik 0...150 hPa, resolutie 0,1 hPa).
2. Voer lucht in de meetgasingang.
Zodra er een overdruk van ca.100 hPa is bereikt (manometer op de meetgasuitgang
aflezen), blokkeert u de meetgasingang.
3. Wacht ongeveer een minuut, tot de ingesloten lucht zich aan de omgevingsomstandigheden
heeft aangepast. Noteer vervolgens de druk.
4. Wacht vervolgens een bepaalde tijd en lees dan de druk weer af. Het gastraject is voldoende
dicht als de drukval niet hoger is dan een maximaal toegestane waarde.
Vanwege de verschillende constructie van de apparaten gelden voor de in punt 4 genoemde
parameters (wachttijd en drukval) verschillende criteria. De voor iedere apparaat relevante
waarden vindt u in de bedieningshandleiding van het betreffende apparaat.
Opmerking
Tijdens deze meting moet gewaarborgd zijn dat de temperatuur van het gastraject en de sensor
constant is.
54
WAARSCHUWING
elektrische veiligheid voldoen.
bedieningshandleidingen vast.
van hetzelfde type.
Beknopte bedieningshandleiding, 09/2024, A5E45779144006-AC
Serie 6 en ULTRAMAT 23