Aansluiten
4.2 Elektrische aansluiting
• De aansluitleidingen naar de relaisuitgangen, de binaire ingangen en de analoge uitgangen
moeten afgeschermd zijn.
• De analoge uitgangen zijn potentiaalvrij, maar hebben een gezamenlijke min-pool.
• Als maatregel ter onderdrukking van vonkvorming over de relaiscontacten (bijv.
grenswaarderelais) moet u RC–elementen conform de volgende afbeelding aansluiten. Let
er hierbij op dat het RC–element een afvalvertraging van een inductieve component (bijv.
magneetventiel) veroorzaakt. Het RC-element moet daarom volgens de volgende vuistregel
berekend zijn:
– R = R
– Voor het RC-element moet u een ongepoolde condensator gebruiken.
Afbeelding 4-1
Bij gebruik met gelijkstroom kan in plaats van het RC-element ook een blusdiode worden
ingebouwd.
Voor correct gebruik dient u bovendien op het volgende te letten:
• Verbind de behuizing van de analysator met de potentiaalvereffening
• Sluit de signaalleidingen op de D-sub-stekker aan de achterzijde van het apparaat aan.
Gegevens over de interfaceleiding kunt u vinden in de ELAN-interfacebeschrijving (bestelnr.
C79000-B5200-C176 Duits, C79000-B5276-C176 Engels).
40
/2; C = 4L/R
,
2
L
L
waarbij voor R = 100 Ω en C = 200 nF voldoende zijn.
Maatregel voor het blussen van vonken bij een relaiscontact
24 V
R
C
Beknopte bedieningshandleiding, 09/2024, A5E45779144006-AC
Serie 6 en ULTRAMAT 23