10.5 Minimale voordruk
U kunt de minimale voordruk "H" in benodigde meters
opvoerhoogte die nodig is om cavitatie in de pomp te
voorkomen, berekenen met behulp van de volgende
formule:
= p
× 10,2 - NPSH - H
H
b
Barometrische druk in bar.
Voor de barometrische druk kan 1 bar
p
worden aangehouden.
=
b
In gesloten systemen geeft p
systeemdruk in bar aan.
Netto Positieve Zuighoogte (NPSH) in
NPS
meter opvoerhoogte. Af te lezen van de
=
H
NPSH-curven in de bijlage bij het hoogste
debiet dat de pomp kan leveren.
Wrijvingsverlies in zuigleiding in meters
H
=
f
opvoerhoogte.
Dampdruk in meter opvoerhoogte.
Zie de afbeelding over dampspanning in
H
=
v
de bijlage.
t
= vloeistoftemperatuur.
m
Veiligheidsmarge = minimaal 0.5 meter
H
=
s
opvoerhoogte.
Als de berekende waarde van "H" positief is, dan kan
de pomp draaien met een maximale zuighoogte van
"H" meter.
Als de berekende waarde van "H" negatief is, dan is
tijdens bedrijf een minimale voordruk van "H" meter
nodig om cavitatie te voorkomen.
Voorbeeld
p
= 1 bar.
b
Pomptype: CM 3, 50 Hz.
3
Debiet: 4 m
/uur
NPSH (uit de afbeelding over NPSH-curven voor CM
3 in de bijlage): 3,3 meter opvoerhoogte.
H
= 3,0 meters opvoerhoogte.
f
Vloeistoftemperatuur: 90 °C.
H
(uit de afbeelding over dampspanning in de
v
bijlage): 7,2 meter opvoerhoogte.
H = p
× 10,2 - NPSH - H
b
f
opvoerhoogte].
H = 1 × 10,2 - 3,0 - 3,3 - 7,2 - 0,5 = -3,8 meter
opvoerhoogte.
Dit betekent dat tijdens bedrijf een voordruk van 3,8
meter nodig is.
Druk berekend in bar: 3,8 × 0,0981 = 0,37 bar.
Druk berekend in kPa: 3,8 × 9,81 = 37,3 kPa.
20
- H
- H
f
v
s
de
b
- H
- H
[meters
v
s
10.6 Maximale voordruk
De werkelijke voordruk plus de druk wanneer de
pomp tegen een gesloten afsluitklep draait, dient altijd
lager te zijn dan de maximale systeemdruk.