2
CONSTRUCTIEGEGEVENS
2.1 Algemeen
- Opgebouwd uit twee ketelmodules, die volledig onaf-
hankelijk van elkaar kunnen opereren.
- Per module een eerste warmtewisselaar uit gietijzeren
leden, die d.m.v. conische nippels zijn samengebouwd
en een tweede warmtewisselaar (economiser) uit
gevinde aluminium pijpen met stalen binnenpijp.
- Standaard wordt de ketel geleverd met de gietijzeren
en aluminium warmtewisselaars in serie geschakeld.
- Optioneel kan de ketel ook geleverd worden met
gescheiden aan te sluiten warmtewisselaars (m.a.w.:
aparte aansluitingen voor de 1
wisselaar) of met alleen een 2
ook afb. 02 en Par. 7.2). Op deze manier kan voor
iedere situatie de ketel op de energetisch gezien
meest ideale manier worden aangesloten (raadpleeg
onze afdeling Sales support).
- Twee ventilatoren zorgen voor de toevoer van de ver-
brandingslucht en het transport van de rookgassen
door de ketel en het rookgasafvoerkanaal.
- Alle regel- en beveiligingsapparatuur valt binnen de
bemanteling.
- De ketel is geheel voorbedraad.
- De bemanteling blijft vrij van de grond, zodat aantas-
ting door vocht wordt voorkomen.
- De ketel is voorzien van ingebouwde bedienings-
panelen, die de mogelijkheid bieden tot inbouw van
rematic
®
weersafhankelijke ketelregelingen.
- De ketel is zowel in open als in gesloten uitvoering
leverbaar.
- Levering geschiedt in losse onderdelen. Daardoor
eenvoudig te transporteren.
- Naar keuze modulerende (1:6), twee- of viertraps
belastingsregeling d.m.v. een gas-/ luchtkoppeling
waardoor altijd een zo optimaal mogelijke verbranding
wordt verkregen.
- Geavanceerde menugestuurde microprocessor-
ketelbesturingen, met uitgebreide bedrijfs- en service-
diagnostiek.
- RS 232-aansluitingen t.b.v. een tweewegverbinding
met een computer, modem of gebouwbeheersysteem.
2.2 Branders
De toegepaste premix-branders zijn voorzien van een
metaalvezeldek en garanderen een geruisarme werking
en een zeer lage NOx-uitstoot.
e
èn voor de 2
e
warmte-
retouraansluiting (zie
e
2.3 Werkingsprincipe
De benodigde verbrandingslucht wordt door de ventilato-
ren (1) in de luchtkokers (2) geblazen, via terugslagklep-
pen. Deze kleppen zijn aangebracht om tijdens stilstand
van een ketelmodule te voorkomen, dat de in de betref-
fende module geaccumuleerde warmte ontsnapt. De
stilstandsverliezen worden hierdoor aanzienlijk beperkt.
De ketel is voorzien van een aantal afzonderlijke bran-
dercompartimenten, ieder voorzien van een eigen meng-
bocht (3) met gasinspuiting (4). De verbrandingslucht
wordt in de luchtkokers evenredig over de verschillende
mengbochten verdeeld. Het gas wordt radiaal uit de
inspuiters geblazen, in de luchtstroom. Deze manier van
gasinspuiting zorgt voor een goede menging van het gas
en de lucht, waar door een homogeen mengsel ontstaat.
De mengbochten zijn voorzien van verdeelkamers (5).
Over het brandergedeelte wordt een drukverschil geme-
ten, welke functioneert als stuurdruk voor de gasregel-
blokken t.b.v. de gas-/lucht- koppeling. Door deze gas-/
luchtkoppeling wordt onder alle omstandigheden een zo
optimaal mogelijke verbranding verkregen. In de bran-
ders (6) wordt het gas-/luchtmengsel gelijkmatig over het
branderoppervlak verdeeld. De branders zijn voorzien
van een metaalvezeldek, waarin een branderpatroon is
geponst. Het gas-/luchtmengsel wordt ontstoken m.b.v.
een ontstekingsvonk en verbranding vindt plaats. Door
de premix-verbranding is de NOx-uitstoot zeer laag. De
rookgassen stromen nu door de eerste warmtewisse-
laars (7) en de tweede warmtewisselaars (8) en worden
afgekoeld tot een temperatuur, die slechts enkele graden
boven de retourtemperatuur ligt. Bij retourtemperaturen
beneden ca. 55°C, zullen de rookgassen tot beneden het
dauwpunt - dit is de temperatuur waarbij de in de rook-
gassen aanwezige waterdamp begint te condenseren
- worden afgekoeld. De warmte die bij dit condensatie-
proces vrijkomt (de zogenaamde latente of condens-
warmte), wordt aan het verwarmingswater overgedragen.
Het condensatiewater wordt in verzamelbakken (9)
opgevangen en via sifons (10) afgevoerd naar het riool
(de sifons worden door Remeha los meegeleverd). De
rookgassen keren zich en worden via de rookgasafvoer-
pijpen (11) verzameld in een broekstuk (12), welke nog
tot de levering van de ketel behoort, en afgevoerd naar
de rookgasafvoerleiding. De rookgaskleppen (13) voor-
komen onnodige stilstands- verliezen en voorkomen in
de situatie waarbij één module in bedrijf is, dat de rook-
gassen via de andere module worden afgevoerd.
7