Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Montagerichtlijnen En Installatievoorschrift Voor Het Waterzijdige Gedeelte; Wateraansluitingen; 11 7.6 Het Vullen, Navullen En Ontluchten; Het Aftappen Van De Ketel - REMEHA Gas 6002 ECO Technische Handleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor Gas 6002 ECO:
Inhoudsopgave

Advertenties

7

MONTAGERICHTLIJNEN EN INSTALLATIEVOORSCHRIFT VOOR HET WATERZIJDIGE GEDEELTE

7.1 Algemeen
De Remeha Gas 6002 ECO wordt in losse delen geleverd.
De afmetingen zijn zodanig, dat alle delen via een nor-
male toegangsdeur in het ketelhuis kunnen worden
gebracht. De bemanteling en de apparatuurdelen worden
in verpakkingseenheden geleverd.

7.2 Wateraansluitingen

De wateraansluitingen bestaan uit flenzen (NW 80) over-
eenkomstig DIN 2576 en bevinden zich aan dezelfde
zijde als de gasaansluitingen, de luchttoevoeraansluiting
(bij gesloten uitvoering) en de bedieningspanelen. Net
onder de flens van de aanvoeraansluitingen bevinden
zich 1
1
/
" lassokken voor montage van een veiligheids-
4
klep per ketelmodule (zie Par. 7.4). Verder bevindt zich
in iedere aanvoerleiding onder de bemanteling van de
ketel een dompelbuis (Ø 7 mm), voor eventuele montage
van temperatuurvoelers.
Optioneel is het verder ook mogelijk de ketel geleverd
te krijgen met de mogelijkheid de vier warmtewisselaars
hydraulisch gescheiden aan te sluiten. Elke 2
wisselaar (ECO) krijgt daartoe een eigen aanvoer- en
retouraansluiting (NW 65, zie de gestippelde aansluitingen
in afb. 02). De aansluitingen van de ECO zitten altijd aan
dezelfde zijde als waar zich de "normale" aansluitingen
bevinden. Door het gescheiden kunnen aansluiten van
de warmtewisselaars wordt het mogelijk de ECO's b.v. in
een aparte lage temperatuurgroep op te nemen, waar-
door het totale rendement van de ketel kan toenemen.
De minimale waterdoorstroming door elke ECO bedraagt
10% van de nominale waterdoorstroming en kan bere-
kend worden met de volgende formule:
Nominaal Vermogen (kW) =
230
De minimale waterdoorstroming door de beide1
wisselaars kan bepaald worden met de formule:
Nominaal Vermogen (kW) =
81
Tevens bestaat de mogelijkheid de ketel uitsluitend uit te
e
rusten met een 2
retouraansluiting (NW 65) per ketel-
module. Hierdoor wordt het mogelijk de retour van de
lage temperatuurgroepen gescheiden van de retour van
de hogere temperatuurgroepen (dus ongemengd) de
ketel in te laten gaan. Ook hierdoor kan het totale rende-
ment van de ketel toenemen. De hoge temperatuurretour
is dan de aansluiting aan de zijkant (zie afb. 02), de lage
temperatuurretour is de retouraansluiting aan de boven-
zijde van de ketel. Het is voldoende via één van beide
retouren per module de minimale waterdoorstroming
door de ketel te beveiligen. Raadpleeg voor meer infor-
matie onze afdeling Sales support.
7.3 Waterdruk
De ketelleden worden afzonderlijk onderworpen aan een
proefdruk van 12 bar. De maximale proefdruk voor een
gemonteerde ketel bedraagt 6 bar. De ketels kunnen wor-
den toegepast voor bedrijfsdrukken tussen 0,8 en 6 bar.
7.4 Veiligheidskleppen
De veiligheidskleppen moeten qua afmeting en plaats
voldoen aan de in de NEN 3028 gestelde eisen. Onder
de aanvoerflenzen bevinden zich 1
montage van een veiligheidsklep per ketelmodule.
Let op: Veiligheidskleppen niet direct naast de ketel
e
warmte-
plaatsen i.v.m. het nog kunnen wegnemen van de zij-
mantels.
7.5 Manometer
De installatie en elke afsluitbare ketelmodule moeten
voorzien zijn van een manometer. Op die manometer
moet de insteldruk van de veiligheidskleppen met een
rode markering zijn aangegeven. Zie NEN 3028.
7.6 Het vullen, navullen en ontluchten van de
De eerste vulling van een installatie kan geschieden via
één van de vul- en aftapkranen van de ketel. Het navul-
len van de installatie dient elders te geschieden. Dit
..... m
3
/h
om warmtespanningen in de ketel te voorkomen. Vóór
het vullen van de ketel dienen de dopjes van de auto-
matische ontluchters, die zich aan de tegenovergestelde
zijde van de aansluitingen op het eindlid van de eerste
e
warmte-
warmtewisselaars en op de keerkast van de tweede
warmtewisselaars bevinden, losgedraaid te worden. Het
ontluchten dient op het hoogste punt van de installatie
te geschieden, nadat de gehele installatie tot ca. 80°C is
3
..... m
/h
opgestookt en de pompen zijn uitgezet.

7.7 Het aftappen van de ketel

Het aftappen van de ketel moet geschieden via de vul- en
aftapkranen van de ketel. Het aftappen van de gehele
installatie dient via een ander punt te geschieden, om te
voorkomen dat eventueel vuil uit de installatie in de ketel
terechtkomt.
25
installatie
1
/
" aansluitingen voor
4

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave