B. Analoog
B.1 Interne regeling
De gewenste aanvoertemperatuur wordt aan de ketel-
besturing doorgegeven middels een 0 -10 V analoogsig-
naal. Standaard is dit signaal ingesteld op een
temperatuur van 0°C bij 0V en 100°C bij 10V (zie afb. 02),
maar middels twee volgende schermen bestaat de
mogelijkheid, afhankelijk van de toegepaste regeling, om
het beginpunt en het eindpunt op een andere waarde te
leggen. Bij 0V kan een temperatuur van -50°C tot +50°C
gekozen worden en bij 10V een temperatuur van 50°C
tot 300°C. De besturing zal de spanning middels een
lineaire lijn omzetten in een gewenste aanvoertempe-
ratuur. In het gebruikersniveau kan men de maximale
bedrijfstemperatuur instellen. De gewenste aanvoer-tem-
peratuur zal op deze waarde begrensd worden ongeacht
of de analoge ingang een hogere temperatuur vraagt.
afb. 11 Interne ketelbesturing d.m.v. analoog (0 - 10 V)
signaal (standaardinstelling)
00.30H.79.00072 (aanvoertemp)
afb. 12 Externe ketelbesturing d.m.v. analoog (0 - 10 V)
signaal
00.30H.79.00072 (vermogen)
B.2 Externe regeling
Het gewenste vermogen bedraagt 0% bij 0V en 100% bij
10V (zie afb. 12). Zodra de spanning groter is als 1V zal
de ketelmodule in bedrijf komen. Wanneer de spanning
onder de 0,5V daalt, zal de ketelmodule uitschakelen.
De maximale bedrijfstemperatuur kan in het gebruikers-
niveau ingesteld worden.
C. Computer
C.1 Interne regeling
Met behulp van een computer, modem of GBS systeem
kan de ketelmodule ook aangestuurd worden. Het
inschakelcommando evenals de gewenste aanvoertem-
peratuur wordt via de RS 232-verbinding aan de ketel-
module doorgegeven. Alle waarden instellingen e.d. kun-
nen nu ook via de RS 232-verbinding uitgelezen worden.
Indien een modulerende rematic
past, waarop iedere ketelmodule bedradingstechnisch is
voorbereid, dient ook voor de 'Interne regeling' te worden
gekozen en 'Ketelbesturing: Computer'.
C.2 Externe regeling
Nu wordt via de RS 232-verbinding het in- en uitscha-
kelcommando evenals het gewenste vermogen door-
gegeven. Ook nu weer kan men via deze verbinding
alle meetwaarden en instellingen doorgeven. Voor meer
informatie over de mogelijkheden van de RS 232-ver-
binding kan een separaat informatieblad aangevraagd
worden.
Optie 2 Taal:
Naar keuze Nederlands, Engels, Frans of Duits.
Optie 3 Schakeldifferentie aanvoertemperatuur
(setpoint hysterese):
Met deze parameter kan de schakelhysterese op de
aanvoertemperatuur ingesteld worden. Standaard staat
deze waarde op 10°C. Een regelstop zal altijd worden
gegeven wanneer de aanvoertemperatuur gelijk is aan
de ingestelde maximale aanvoertemperatuur +5°C. De
schakelhysterese bepaalt wanneer de ketelmodule weer
ingeschakeld wordt. Een waarde van 10°C betekent
dat de temperatuur 5°C onder de ingestelde maximale
bedrijfstemperatuur moet dalen voordat de ketelmodule
weer in bedrijf komt. De waarde is te variëren tussen
5 en 15°C.
Optie 4 Maximale rookgastemperatuur:
De maximale rookgastemperatuur is instelbaar tussen
de 80 en de 230°C (standaardinstelling is 230°C). Stel
de maximale rookgastemperatuur niet lager in dan 15°C
boven de maximale retourtemperatuur van de installatie.
21
®
regeling wordt toege-