het display een desbetreffende melding geven.
Nadat het contact gesloten is, moet de ketelmodule mid-
dels de reset-knop weer ontgrendeld worden.
9.6.4 Gaslekcontrole
Op de ingangen 37 en 38 kunnen door Remeha te leve-
ren gaslekcontroles worden aangesloten. Men dient dan
in het serviceniveau (zie Par. 6.3.3, optie 7) elke bestu-
ring in te stellen op de aanwezigheid van gaslekcontrole.
Het symbool voor deze ingang is:
9.7 Uitgangen
9.7.1 Alarmuitgang
Elke ketelmodule is voorzien van potentiaalvrije wissel-
contacten t.b.v. de alarm c.q. paraatmelding. Wanneer
de ketelmodule in vergrendeling staat of spanningsloos
is, zal het contact 11 en 12 gemaakt zijn. Wanneer de
ketelmodule paraat is zal het contact 11 en 10 gesloten
zijn. De maximale belasting van het contact bedraagt
250V/2A. Deze uitgang wordt met de volgende symbolen
aangegeven:
Ô Õ
9.7.2 Bedrijfsmelding
Elke ketelmodule is voorzien van twee potentiaalvrije
maakcontaten ten bate van de bedrijfsmelding laag en
bedrijfsmelding hoog. Contact 13 en 14 is de bedrijfs-
melding laag en contact 15 en 16 is de bedrijfsmelding
hoog. Het moment waarop van laag naar hoog wordt
geschakeld is te programmeren in het serviceniveau
(zie Par. 6.3.3, optie 6).
De symbolen voor deze uitgang zijn:
Ò Ó
9.7.3 Externe gasklep
Indien gewenst kan er op elke module een externe gas-
klep worden aangesloten op de klemmen 17 en 18. Op
deze klemmen wordt 230V gezet zodra de ventilator gaat
draaien. Na het uitschakelen van de ventilator zal ook
de spanning weer afgeschakeld worden. De maximale
stroomopname van de gasklep bedraagt 0,1 A.
Het symbool voor deze uitgang is:
9.7.4 Extra 230V aansluiting
Op de klemmen 8 en 9 is de externe voeding weer naar
buiten uitgevoerd t.b.v. het aansluiten van externe com-
ponenten zoals relais en pompen. De spanning op deze
klemmen wordt niet door de hoofdschakelaar op het
paneel afgeschakeld.
Verder is deze spanning niet gezekerd of gefilterd. De
maximale stroom op deze klemmen bedraagt 10A maar
is ook afhankelijk van de waarde waarop de voeding
naar de ketel is afgezekerd. In het schakelpaneel is
enige vrije ruimte waar men eventueel een extra relais
kan plaatsen.
9.8 Gebouwbeheersysteem
T.b.v. het aansluiten op een gebouwbeheersysteem is
de Remeha Gas 6002 ECO standaard voorzien van RS
232-aansluitingen (zie Par. 9.5.2, punt A3 en B2).
9.9 Frequentieregelaars
De ventilatoren worden bestuurd d.m.v. frequentierege-
laars. Elke frequentieregelaar levert een 3-fasen span-
ning van 230V, waarbij de frequentie kan variëren van
0 tot maximaal 60 Hz. Met deze verandering in frequentie
worden de toerentallen van de ventilatormotoren gere-
geld. Op de frequentieregelaars, die in de schakelpane-
len achter de frontmantel zitten, bevinden zich aan de
binnenzijde twee leds: een groene led die paraatstelling
weergeeft en een rode led die een foutconditie weer-
geeft. Als de frequentieregelaars in orde zijn, brandt de
groene led continu.
Als de groene led knippert, betekent dit dat de regelaar
niet paraat is. Controleer in dit geval de doorverbinding
tussen de klemmen 7 en 39 en controleer de verbinding
tussen klemmen 20 en 28 (zie elektrisch schema in
Par. 9.10).
Als de rode led knippert staat de regelaar op storing. Dit
kan door de volgende zaken veroorzaakt worden:
- Sluiting in een van de wikkelingen van de motor of in
de bekabeling naar de motor.
- Controleer de bedrading van de motor en meet de
wikkelingen van de motor door.
- De motor loopt zwaar of loopt aan, waardoor de
ventilator teveel stroom opneemt.
- Controleer of de ventilator vrij en soepel draait.
- Frequentieregelaar is te warm.
- Controleer of de koelvin van de frequentieregelaar
heet is en of deze juist tegen het schakelpaneel
bevestigd is.
De regelaar kan gereset worden door de spanning uit en
in te schakelen.
29